dinsdag 28 februari 2023

gisteren 58

230227

31 jaar geleden werd onze jongste zoon geboren, bijna gewurgd door de navelstreng. De vroedvrouw die hem het leven redde of hem en ons voor nog iets ergers behoedde door tijdig in te grijpen, moest de verwijten incasseren van de gynaecoloog omdat zij zijn komst niet had afgewacht. Ik stond erbij, te verbijsterd om te beseffen wat er gebeurde.

Hanne Decoutere probeert de kijkers van het Journaal warm te maken voor de mogelijkheid dat ze vanavond het noorderlicht zouden kunnen te zien krijgen. Zij doet dat op de manier van de kleuterjuf die haar klasje op 5 december inpepert vanavond toch vooral niet te vergeten het schoentje klaar te zetten. Met een pintje voor de Sint en een wortel voor zijn paard. Een noorderlichtexpert legt vervolgens uit dat het fenomeen enkel op het scherm van een peperdure digitale spiegelreflexcamera zal kunnen worden waargenomen.

Wanneer ik in een film, zoals dit keer in Oranges and Sunshine (Jim Loach, 2010), volwassen personen zie treuren om een onrecht dat hun als kind werd aangedaan, kan ik nooit anders dan in hevige mate sympathiseren.


Als de maatschappelijke kosten van ecologische schade in rekening zouden worden gebracht, wordt onze manier van leven onbetaalbaar. (...) De Belgische en de Vlaamse regering zijn nog altijd niet afgeweken van het idee van economische groei boven alles. We hebben nooit een debat gezien over wat onze huidige welvaart de komende generaties en de planeet mag kosten. We wuiven dat weg met de belofte van technologische wonderoplossingen.’ 

Geert Buelens in een interview over zijn boek Wat we toen al wisten in De Standaard van 25 februari 2023

6753

Brugge, verkoopzaal veilingen Bonte - 230123

 

maandag 27 februari 2023

notitie 364

ESCUDO

Zaterdagavond half negen. Ik zit naar een aflevering van The Offer te kijken en word opgeschrikt door de schelle bel van mijn appartement. Niet de bel van de voordeur beneden maar de bel die wordt bediend met de drukknop naast de deur die, op mijn verdieping, toegang geeft tot mijn woning. Dat kan maar één iemand zijn: Francisco, de Portugees van 82 aan wie ik al herhaaldelijk uitdrukkelijk heb gezegd dat hij altijd een beroep mag doen op mijn bereidwilligheid om hem te helpen mocht er zich een probleem voordoen, van welke aard ook. En als hij niet bij machte is om zich op eigen kracht naar mijn deur te begeven, dan heeft hij mijn telefoonnummer.

Francisco spreekt een hakkelende mengeling van Portugees en Frans. Hij lijkt ontdaan. Hij lijkt kleiner dan anders. Ik probeer wijs te geraken uit zijn verhaal. Het heeft iets met geld te maken. Hij heeft geld gevonden. Maar dat is toch goed nieuws? Ik stel voor om mee te gaan naar zijn appartement, twee verdiepingen lager.

Francisco leidt mij naar zijn keuken. Hier liggen nog de originele kleine lichtgele gevlamde vierkante tegels. Hobbelig en met hier en daar eentje los, dat wel. Op de tafel ligt geld. Francisco maakt mij duidelijk, of probeert mij duidelijk te maken, dat hij niet weet waar het vandaan komt. Heeft de poetsvrouw het daar gelegd? Of iemand anders? Maar wie zou dat dan kunnen zijn? Wie heeft toegang tot dit appartement?

Het vreemde van de situatie is dat Francisco helemaal de kluts kwijt lijkt. Hij begrijpt het niet. Op een bepaald ogenblik begint hij zelfs te grienen. Hij zegt dat hij niet zal kunnen slapen. Ik probeer hem te kalmeren. Het is al bij al toch geen ramp als je onverwacht een somme gelds aantreft, toch?

Francisco lijkt niet overtuigd. Ik besluit de vondst aan een nadere inspectie te onderwerpen. Nu wordt de zaak toch nog gecompliceerd.

De schat bestaat uit bankbriefjes. Een van 5.000, een van 1.000, vier van 500, twee van 100 en vier van 20. Samen 8.280. Helaas zijn het geen euro’s. ‘Banco de Portugal’ staat er in ridderlijke letters naast de tronie van een knullig getekende bebaarde strijder of koning. Het zijn: escudo’s. Ik wijs Francisco op het feit dat dit bedrag hier al minstens twintig jaar eerder moet zijn achtergelaten en vervolgens vergeten aangezien de euro in het begin van dit millennium zijn intrede heeft gedaan. Ik vraag mijn onderbuur wanneer hij voor het laatst in zijn thuisland is geweest, maar krijg daar geen duidelijk antwoord op.

De vraag die voor Francisco te ingewikkeld is om te stellen, formuleer ik dan maar zelf. Wil hij dat ik probeer dit achtduizendtal escudo om te zetten in bruikbaar kapitaal? Ja, dat zou hij zeer graag willen. Hij begint weer te buigen met zijn handen tegen elkaar gevouwen – samen met zijn kleine gestalte doet hij mij nu aan een Japanner denken. ‘Oké,’ zeg ik, ‘dat zal ik voor je doen.’ Al heb ik er geen flauw benul van hoe en waar ik allang ongeldig geworden Portugees geld voor actuele euro’s kan omwisselen.

Terug thuis bestudeer ik de bankbriefjes. Op dat van 5.000 zie ik dat de ‘o governador’ en ‘o administrador’ het hebben afgetekend te ‘Lisboa’, en wel op ‘2 de julho de 1998’. Francisco moet dus daar zijn geweest vlak voor of vlak na het jaar 2000. Toen nog met zijn echtgenote Hélène, die dan niet zo heel lang meer te leven had – ik heb haar hier in een paar weken tijd zien wegteren van de obese en bazige huisvrouw die ze was tot een hoopje ellende. Haar foto staat nog op Francisco’s schoorsteenmantel.

Ik dacht aan dat grienen, en hoe eenzaam mijn onderbuur daarbij leek. Ik zoek op hoeveel het aan mij toevertrouwde bedrag waard is. Francisco denkt ongetwijfeld dat het een bom geld is, maar ik kom uit op een teleurstellende 30, hooguit 35 euro. En daar zijn de kosten die ongetwijfeld met het inwisselen gepaard zullen gaan nog niet eens van afgetrokken, als inwisselen überhaupt nog mogelijk is zonder daarvoor naar Lissabon te moeten reizen. Misschien moet ik er zelfs aan toesteken als ik Francisco het bedrag in bruikbare speciën wil teruggeven. Ik daal nog eens de trap af om de brave man alvast het idee uit het hoofd te praten dat hem een immens bedrag in de schoot is geworpen. Daar hoeft hij alvast zijn slaap niet voor te laten. Misschien wel een beetje indien hij zou beseffen hoeveel 35 euro een kwarteeuw geleden waard was, en al zeker in een land waar toen alles de helft of meer goedkoper was dan hier.

Maar nu zit ik hier dus wel met die 8.280 escudo. Wat moet ik daarmee aanvangen? Iemand?





gisteren 57

230226

▲ ‘Waarom komen we altijd pas na de dood aan?’ vraagt de priester op het Italiaanse strand waar dit weekend zestig lijken aanspoelden.


Het huis is een gewijde ruimte, die de grootvaderklok conserveert (zij heeft voor veel generaties geslagen), het gebeente van de kat die bij de bouw is ingemetseld om heksen buiten te houden (de zangvogels betreuren dat het gebruik is afgeschaft), de deuk van al die eerdere derrières in mijn leunstoel bij de haard…

Benno Barnard, Afscheid van de handkus, 186 

6752

Brugge, Beenhouwersstraat - 230122

 

zondag 26 februari 2023

notitie 363

DROOM #151

We hebben op onze reis al een paar overnachtingslocaties aangedaan waar er toevallig een luidruchtige avondactiviteit was die onze nachtrust dreigde te verstoren, daarom vind ik het buitengewoon vervelend dat er ook vanavond weer zoiets is en dit keer in het gebouw zelf waar ik, als planner en voorbereider van de reis, logies heb geboekt. Mijn vrienden van weleer – want met hen is het dat ik deze reis maak – lijken zich er niet aan te storen en gaan alvast iets drinken in de zaal waar microfoons en hoge geluidsweergaveboxen staan opgesteld. Ik blijf voorlopig op mijn kamer. Ik heb geen zin om met Willem L. en Luc VLK, die ik al in de verte heb herkend, obligate praatjes te maken. Op het programma van de culturele avond staan Stefan Hertmans en ook Peter Verhelst. Die laatste heb ik ook al zien rondlopen, donker gekleed, neus in de lucht en de zaal inspecterend van achter zijn imposante, achter de oren gehaakte en op de neusbrug rustende gezichtsvermogen-versterkende kijkapparaat, ook wel bril genaamd.

Hier gaat het eerste gedeelte van deze droom over in het tweede. Ik zit naast Hans Bekaert achter het stuur van een auto waarmee we van een steile helling richting kust rijden. We bevinden ons op Sicilië. De remmen doen het niet, of maar half – alsof de remblokjes helemaal zijn afgesleten, zoals van een fiets. Ik probeer de auto in bedwang te houden door te remmen op de motor en uiteindelijk zelfs door de handrem aan te halen. Helemaal beneden is er een T-kruispunt met verkeerslichten. Stoppen is onmogelijk, en het is rood. Ik draai, door het rood licht rijdend, de zeedijk op. Het geluk is aan mijn zijde en we geraken hier heelhuids door. Boven de zee hangen lage wolken. Of neen, het zijn geen wolken – het lijkt de rookpluim van een vulkaan die net boven water is gekomen.


gisteren 56

230225

In de vorm van een amaryllisbol en vijftig rode tulpen werd hier de lente in huis gehaald.

Inderdaad, in het Woud van Arden zullen geen palmbomen groeien. Dit woud komt ter sprake in Onze man in Havana (84) – en doet daar verder niet zo heel veel ter zake. Of het zou moeten zijn dat Greene de betekenis in gedachten heeft die wordt uiteengezet in The Wordsworth Dictionary of Shakespeare van Charles Boyce, waarin ik lees dat ‘the Forest of Arden’ in As You Like It de Ardennen is, een plek waar de handeling zich ver van de maatschappij kan afspelen maar die toch niet in die mate paradijselijk of idyllisch is dat diegenen die er verblijven er tegenop zouden zien om haar te verlaten. Zo bekeken is er beslist een ideologisch te duiden overeenkomst tussen dit Woud van Arden en het eiland waarop Greene zijn verhaal heeft gesitueerd.

In Onze man in Havana heeft Milly, de zeventienjarige dochter van de held met de bizarre naam Wormold, het over ‘een oude man’ die ‘een coup de foudre’ heeft gehad. (93) Ja, zoiets kan nog gebeuren met een oude man, aldus Milly. Een oude man, ‘hij was al bijna vijftig’, voegt ze er tot overmaat aan toe.

Dylan van Baarle, onmiddellijk na zijn zege in De Omloop Het Nieuwsblad: ‘Ik heb gedaan wat mijn ploegleider mij heeft opgedragen: ik heb mijn instinct gevolgd.’


Op de rug van de heuvel ligt het Pakenshof, eertijds een boerendoening maar nu het hol met de razende oven waarin het brons kokhalst van ongeduld om door zwijgende gieters naar zijn bestemming te worden gedragen. ‘De geut’ zeggen de gieters, en liggen er uren wakker van. En als de geut volmaakt is praten ze erover als over iets levends, een persoon die De Geut heet.

Wannes van de Velde, Een wad in de tijd (1997), 40

6751

Assebroek, de Meersen en Ver-Assebroek - 230119

 

zaterdag 25 februari 2023

gisteren 55

230224

Een Oekraïense vrouw die het voorbije jaar haar man en zoon heeft verloren wenst de journalist die haar op straat interviewt, alvorens de hoop uit te spreken dat er nooit meer zoiets als deze vreselijke oorlog meer moge gebeuren, nog een mooie, vredevolle dag toe.


Ze zeiden dat scholen je karakter vormden door de ruwe kanten eraf te hakken. Die waren er bij hem ook afgehakt, maar het resultaat, vond hij zelf, was geen karakter, maar een vormeloos ding, zo iets als een beeldhouwwerk in een museum voor moderne kunst.

Graham Greene, Onze man in Havana, 33 – vertaling (1961) door H.W.J. Schaap van Our Man in Havana (1958)

6750

Brugge - 230113

 

vrijdag 24 februari 2023

gisteren 54

230223

Wanneer ik even in keuken of badkamer iets moet doen, zet ik daar altijd de radio aan. Maar nu kijk ik altijd eerst hoe laat het is, zodat ik kan vermijden van in een reclameblok terecht te komen.

Het tweede woord van Onze man in Havana, de roman van Graham Greene die ik ter hand neem omdat ik de verfilming van Carol Reed heb bekeken, is ‘nikker’. En op de eerste bladzijde ontmoet de lezer ook al een analoge versie van wat wij vandaag als stappentellerapplicatie in onze telefoon hebben zitten.

Na een zomers bezoek aan haar familie bracht ze uit Tsjernivstsi een fles zwavelzuur mee, door de fabrikant ten onrechte als wodka op de markt gebracht; ik kuste haar op de wangen en spoelde wekelijks het equivalent van een borrel door de gootsteen weg.

Benno Barnard, Afscheid van de handkus, 139

6749

Brugge - 230113

 

donderdag 23 februari 2023

gisteren 53

230222

De verkoopster van de slaapwinkel verkocht hem de appelblauwzeegroene kussenslopen omdat die zo goed bij zijn helderblauwe ogen pasten.

Mijn meer-dan-tachtigjarige onderbuurman Francesco, een Portugees die sinds de Anjerrevolutie nog niet de tijd heeft gevonden om Frans, laat staan Nederlands te leren, had mij verzocht hem te komen helpen met zijn televisie, die het niet meer deed. Ik deed mijn best maar vond geen oplossing om het euvel te verhelpen. Ik probeerde de brave man diets te maken dat hij un technicien zou moeten optrommelen. Francesco trommelde wezenloos op de afstandsbediening. En kijk, daar floepte het toestel aan. Als bij wonder.


Hij haalde zijn bruid met veel vertoon in en richtte een schitterend feest aan, maar toen hij tijdens de eerste nacht het huwelijk ook daadwerkelijk moest voltrekken, slaagde hij er amper één keer in om raak te schieten en zelfs die ene keer liep het bijna met een ketsschot af, en de ochtend daarop zag hij er zo uitgeteerd en verlept uit dat zijn levensgeesten met malvezij, taart en andere hartversterkers weer moesten worden gewekt.

Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), 184 (vertaling Frans Denissen (2003))

notitie 362

TWEEDE DAG 6-10

II – 6

Op de vlucht voor politieke omstandigheden en gedreven door de grillen van een storm belandt Beritola Caracciola, echtgenote van Arrighetto Capece, landvoogd van Sicilië, samen met haar twee zoontjes, Giufreddi en Scacciato, en hun min op het onbewoonde eiland Lipari. Daar gaan kapers met de twee zoontjes en de min aan de haal. De edelvrouw blijft alleen achter en ontfermt zich over een koppel reebokjes en een hinde. Enkele maanden later meert markies Currado Malaspina, daartoe al evenzeer door tempestieve omstandigheden gedwongen, op het eiland aan. Hij vindt daar de inmiddels verwilderde vrouw en haar reeëngezinnetje. Hij neemt hen mee naar zijn kasteel in Lunigiana. Ondertussen zijn de twee zonen en de min in Genua als slaven verkocht aan Gasparrino Doria. Jaren later laat de min Giufreddi een andere naam aannemen: Giannotto van Procida. Giannotto ontsnapt en komt na veel omzwervingen in – toevallig! – Lunigiana aan, waar hij in dienst van Currado treedt. Zijn moeder herkent hem niet. Giannotto begint een affaire met de dochter des huizes, Spina. Het liefdespaar wordt betrapt en wordt door Currado in een kerker gegooid. Daar verneemt Giannotto dat in Sicilië de politieke wind opnieuw uit een voor hem gunstige hoek waait. Hij onthult aan zijn bewaker zijn ware identiteit. Dit komt Currado ter ore. De markies heft meteen de straf op en stelt Giannotto voor aan diens moeder. Zij stemt in met een huwelijk tussen Giannotto en Spina. Currado laat uit Genua nu ook Scacciato overbrengen, die daar nog steeds de slaaf is van meester Gasparrino. En aangezien in Sicilië Arrighetto Capece zijn vrijheid en status heeft heroverd, kan alles terugkeren naar de situatie van voor de schipbreuk die Beritola met haar twee zonen op Lipari had doen belanden.


II – 7

De buitengewoon mooie Alatiël wordt door haar vader, Beminedab, sultan van Caïro, uitgehuwelijkt aan de koning van de Algarve. Maar op weg daarheen strandt zij na een schipbreuk samen met wat er van haar gevolg overblijft op Majorca. Daar valt de islamitische schone in de klauwen van de christelijke edelman Pericon de Visalgo, die erin slaagt haar van zijn charmes te overtuigen. Maar Pericon wordt door zijn jaloerse broer Marato vermoord. De onverlaat schaakt Alatiël. Ook hij slaagt erin om ‘met zijn trooster-der-bedrukten balsem in de wonde te gieten’ en wist op die manier in het geheugen van Alatiël snel de herinnering aan Pericon uit. Maar nu hebben twee broers hun oog op Alatiël laten vallen. Eerst schakelen ze gezamenlijk Marato uit, waarna de ene broer de andere vermoordt. Hij wordt minnaar nummer drie. Op zijn beurt wordt deze schurk verschalkt, en wel door de prins van Morea: vier. De schoonheid van Alatiël is ondertussen de hertog van Athene ter ore gekomen, waarna ook hij niet anders kan dan zich ervan, na de onvermijdelijke moord en doodslag, van zeer nabij te vergewissen. Vijf. Daar komt oorlog van, waarin de hertog een alliantie aangaat met Constantijn, de zoon van de keizer van Constantinopel maar ook de broer van de door haar echtgenoot bedrogen hertogin van Athene. Zij ziet de kans schoon om zich te wreken. Met haar medewerking slaagt Constantijn erin Alatiël te bevrijden uit de klauwen van de hertog en mee te voeren naar Chios, waar hij met haar een liederlijk leven leidt. Zes. Het feest duurt tot hij wordt verschalkt door de Turkse koning Oezbek. Ook door deze zevende minnaar laat de schone sultansdochter zich gaarne troosten. Oezbek vertrouwt Alatiël toe aan zijn dienaar Antiochus, terwijl hij ten strijde trekt tegen de keizer van Constantinopel, die het onrecht, zijn zoon Constantijn aangedaan, wil wreken. Natuurlijk bezwijkt ook Antiochus voor de charmes van Alatiël. Samen met deze achtste minnaar neemt Alatiël de benen wanneer zij verneemt dat Oezbek in de pan is gehakt. Antiochus wordt ziek en laat zijn liefdesbuit over aan een goede vriend, een Cypriotische koopman. Negen. Op Cyprus wordt Alatiël herkend door de koopman Antigon van Famagusta. Men diens hulp, en die van de koning van Famagusta, slaagt Alatiël erin om, na al haar omzwervingen, terug te keren naar haar vader. De sultan krijgt een verhaal opgedist waaruit zijn dochter als veel vromer naar voren komt dan zij in werkelijkheid bij haar veroveraars is geweest, en zo kan zij alsnog, nadat zij ‘met negen verschillende mannen misschien wel tienduizend keer het bed had gedeeld’, als maagd aan de koning van Algarve worden uitgehuwelijkt.


II – 8

Door de kroonprins van Frankrijk valselijk van aanranding van zijn echtgenoot beschuldigd, slaat weduwnaar Gautier, graaf van Antwerpen, ijlings met zijn twee kinderen op de vlucht. Hij geeft Louis en Violante andere namen – Perrot en Jeannette – en placeert ze op twee verschillende adellijke adressen. Zelf trekt hij naar Ierland, waar hij stalknecht van een ridder wordt. Jaren later trouwt Jeannette met de zoon van het huis waar ze is onder- en grootgebracht. Perrot doet hetzelfde met de dochter van zijn pleeggezin. Daardoor zijn beide kinderen van de graaf van Antwerpen op vooraanstaande posities terechtgekomen. Gautier reist nu naar Engeland, waar hij zich, zonder zich kenbaar te maken, vergewist van de status van zijn kinderen. Samen met zijn zoon Perrot en zijn schoonzoon geraakt hij betrokken in de alliantie van de Engelsen en Fransen tegen de Duitsers, en wel aan de zijde van de echtgenoot van de Franse kroonprinses die aan de basis van zijn verbanning lag. Zij wordt net dan ziek. Vlak voor ze sterft biecht ze haar valse beschuldiging op en gelast ze haar ondergeschikten de graaf en diens kinderen op te sporen. Wanneer dit de graaf ter ore komt, zegt hij aan zijn kinderen wie hij is. Die doen het nodige bij de koning van Frankrijk om hun vader in ere te laten herstellen.


II – 9

Koopman Bernabò Lomellin uit Genua beweert tijdens een verblijf in Parijs dat zijn vrouw Zinevra de ideale echtgenote is. Zij beschikt over alle kwaliteiten waarover een echtgenote moet beschikken, en een ervan is uiteraard trouw. Ambrogiolo durft het aan hieraan te twijfelen en hij sluit een weddenschap af met Bernabò: hij zal naar Genua reizen, daar binnen de drie maanden Zinevra verleiden en vervolgens aan Bernabò de bewijzen van de ontrouw van zijn echtgenote voorleggen. Met een list weet Ambrogiolo, zonder evenwel Zinevra’s eerbaarheid te schenden, de nodige bewijsstukken te verzamelen. Hij toont ze aan Bernabò, die spoorslags naar Genua vertrekt, waar hij zijn dienaar de opdracht geeft om Zinevra om het leven te brengen. Zinevra weet de dienaar te vermurwen en geeft hem bovendien de opdracht om het bij Bernabò te doen uitschijnen dat hij zich wél van zijn taak heeft gekweten. Vermomd als matroos en onder de schuilnaam Sicurano van Finale laat Zinevra zich aanwerven door een Catalaanse edelman en vervolgens door de sultan van Alexandrië, waar die edelman de markt in Akko moet helpen bewaken. Sicurano/Zinevra ontmoet daar Ambrogiolo, die, zonder de als man verklede vrouw voor hem te herkennen, een van Zinevra’s als bewijsstuk meegegriste sieraden te koop aanbiedt. Ambrogiolo is zo onvoorzichtig meteen ook te vertellen hoe hij in het bezit van dat kleinood is gekomen. Sicurano/Zinevra besluit zich te wreken en laat de inmiddels aan lager wal geraakte Bernabò naar Alexandrië komen. In een confrontatie tussen de afsluiter van de weddenschap en de bedrieger komt de waarheid aan het licht. Pas dan onthult Sicurano/Zinevra zijn/haar ware identiteit. Zinevra vergeeft Bernabò zijn domme bereidheid om een weddenschap af te sluiten die haar trouw in twijfel trok. De sultan van zijn kant bedenkt voor Ambrogiolo een gepaste straf.


II – 10

Ricciardo van Chiuzica, rechter in Pisa en een rijke kamergeleerde ‘die meer kracht had in zijn hersenen dan in zijn lendenen’, slaagt erin de mooie Bartolomea tot zijn vrouw te maken maar niet om haar te bevredigen. Tijdens een pleziertochtje op zee wordt Bartolomea geschaakt door de zeerover Paganino da Mare. Ricciardo vindt, na lang zoeken, Paganino’s woonplaats: Monaco. Hij reist daarheen om zijn echtgenote op te eisen. Maar Bartolomea, die in vleselijk opzicht door de zeeschuimer beter wordt bediend dan in het bed van haar kamergeleerde, weigert met hem naar Pisa terug te keren en Ricciardo staat voor lul, pardon, voor het tot rechtop staan voorbeschikte aanhangsel van het mannelijke procreatieapparaat.



Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)



6748

Brugge, Zand - 230108

 

woensdag 22 februari 2023

parallel 200

Toen de bedlegerige haar zag, laaide het liefdesvuur in zijn hart weer op, waardoor zijn polsslag ineens sterk versnelde, ook al zei hij geen woord en bleef hij roerloos liggen.

Giovanni Boccaccio, Decamerone, 160



Ik beefde van opwinding, mijn pols ging als een gek tekeer, gelukkig duurde het nog geen twee minuten voor we de tuin verlaten hadden en op weg waren naar een plaats waar we minder goed gezien konden worden.

Arno Geiger, Zelfportret met nijlpaard, 62-63

parallel 199

U zegt altijd dat woord neger,’ zei Portia. ‘Maar dat woord, dat raakt mensen in hun gevoelens. Dat woord “nikker” van vroeger is dan misschien nog beter dan dat woord. En beschaafde mensen, maakt niet uit wat voor kleur die hebben, die zeggen altijd zwarten.’

Carson McCullers, Het hart is een eenzame jager, 81



Verdedig jij nikkers, Atticus?’ vroeg ik hem die avond.
‘Ja, natuurlijk. Niet nikker zeggen, Scout. Dat is ordinair.’

Harper Lee, Spaar de spotvogel, 104


gisteren 52

230221

Mijn nacht begint en eindigt met [Ajko]. Ayko Duyster op de radio, vlak voor middernacht, en dan ‘s ochtends, onmiddellijk na het opstaan, op de eerste bladzijden die ik lees, het Aiko Beham genaamde personage in Zelfportret met nijlpaard van Arno Geiger.

Een beschaving die de cultuur die geleid heeft tot wat ze is geworden herschrijft in functie van wat ze nu denkt te zijn, of meent te moeten zijn, is ernstig ziek.

Als Mark Elchardus in zijn interview met De Morgen zegt dat hij voor de volgende verkiezingen twijfelt tussen de socialisten en de nationalisten, wat leer ik daar dan uit over het socialistisch nationalisme van Vooruit en/of het nationalistisch socialisme van de N-VA?

Er gebeurde iets opmerkelijks met het gezicht van professor Beham: het paardengezicht kreeg iets weeks, het asgrauwe gelaat werd rozig, zo zeer deed de lof van zijn dochter hem deugd, een lof die goed weggestopt was, zoals in slof, gelof en ploffen.

Arno Hansen, Zelfportret met nijlpaard, 215 – vertaling (2017) door W. Hansen van Selbstporträt mit Flusspferd (2015)

Charlotte Wells, Aftersun

notitie 361

DARDENNISERING

Bij sommige films vraag ik mij af hoever je met minimalisme kunt gaan. Natuurlijk besef ik wel dat een film maken een prijzige onderneming is en dat het maar goed is dat er ook buiten het circuit van de miljoenenproducties plaats is voor cinematografische creativiteit. Mits elke cent drie keer om te draaien, niet te morsen met decors en belichting, ruimte te laten voor improvisatie, niet te malen om een camera die beweegt alsof je in een permanente aardbeving bent verzeild geraakt. Loach, de gebroeders Dardenne, de Deense Dogma 95-school waaruit Von Trier en Vinterberg zijn voortgekomen: ze hebben er een patent op. Het verhaal en de psychologie van de karakters staan voorop – de beelden lijken er maar bij te zijn omdat je nu eenmaal geen film kunt maken zonder.

Maar hoever kun je met dergelijk minimalisme gaan? Ik zie ook graag een verzorgde kadrering, een goede belichting, zorgvuldig uitgekozen rekwisieten (waarbij je in dezelfde film bijvoorbeeld niet drie keer dezelfde oldtimer op verschillende plaatsen ziet geparkeerd staan; waarin je überhaupt nog beelden van de straat ziet en niet voortdurend van onderuit gefilmde luchten omdat dat nu eenmaal goedkoper is dan het reconstrueren van een eigentijds straatbeeld) en vooral: een beeld dat vast is en niet een waar je zeeziek van wordt. Dat is de voornaamste reden waarom ik bij het miserabilisme van de Dardennes ben afgehaakt: ik werd zeeziek van dat vanop de schouder gefilmde gewiebel aan de Maas in Luik, nochtans een heel eind verwijderd van de monding in Rotterdam.

Nu had ik het weer, met Aftersun, de debuutfilm van de Schotse regisseuse Charlotte Wells. Paul – Normal People – Mescal speelt de hoofdrol als een depressieve gescheiden vader die met zijn elfjarige dochtertje, Sophie, het onzalige idee heeft opgevat om een week of twee in een ordinair Turks resort door te brengen in een poging, ja, in een poging waartoe? Om het onafwendbare af te wenden? Om het kind kind te laten blijven? Om zelf weer wat zin in het leven te vinden? En dat laatste in een Turks resort? Neen toch?

Om de heilloosheid van een Turks resort in beeld te brengen zijn er waarachtig niet veel middelen nodig. Het Turkse binnenland is in de film aanwezig met een bezoekje aan een antieke site. Die lag er al, dus was daar niet veel decorbouw voor nodig. En de reis naar ginder zal wel gesponsord zijn geweest door een of andere lowcost-vliegtuigmaatschappij.

Qua psychologische diepgang mag Aftersun er wel zijn. In beide hoofdpersonages: de depressie van de vader en de coming of age van het meisje. Dat meisje trouwens doet het heel erg goed als actrice. De acteerprestatie daarentegen van de nochtans bejubelde Mescal vind ik behoorlijk lijzig en weinig geprofileerd.

Het scenario bestaat in hoofdzaak uit een opeenvolging van treurniswekkende scènes. Het verlies van een duikbril, als aankondiging van naderend onheil, en het niet willen meezingen van de vader met een karaokeperformance van zijn dochter lijken zowat de belangrijkste plotwendingen. De karaoke betreft nota bene Losing my Religion, voor het geval de toeschouwer niet zou begrepen hebben dat Sophie daar en dan het geloof in haar vader definitief verliest. Wanneer de film eindigt met de songline ‘This is our last dance’ uit Under Pressure van Bowie + Mercury, kreeg ik toch de indruk van een overdosis nadrukkelijkheid.

Vreemd genoeg lijkt Wells de minimalistische armetierigheid en het uitblijven van filmische schoonheid nog te willen benadrukken door de beelden die Sophie maakt met de camera van papa te integreren in haar film. Zeer onvolkomen opnames zijn het, met storingen en foute kadreringen en wazige scherpstellingen. En niet te vergeten de blijkbaar onmisbare zeeziekmakende wiebeligheid. Ik snap wel dat dit beeldmateriaal voor het meisje, gezien het verloop van de gebeurtenissen, een extra meerwaarde krijgt, maar voor de toeschouwer is het wat van het goede, of van het minder goede in dit geval, te veel. Zeker in combinatie met de fragmenten van een stroboscopisch belichte danspartij waarin we afwisselend de vader en de volwassen geworden Sophie zien oplichten.


Charlotte Wells, Aftersun (2022)

6747

Brugge, Elizabeth Zorghestraat - 230108

 

dinsdag 21 februari 2023

gisteren 51

230220

Moet ik een mening hebben over het herschrijven van Roald Dahl? Over het herschrijven tout court? Neen, dat moet ik niet. Heb ik er een? Ja. Moet ik die mening ventileren? Neen.

Hoe lang is het geleden dat ik mijn jongste zoon, 31 volgende week, meer dan een maand niet had gezien? We praten onder meer over de angst dat vloeren het onder het gewicht van boeken zouden kunnen begeven. Het is belangrijk om de boeken zo dicht mogelijk tegen de dragende muren te stockeren, het liefst niet rustend op de grond maar met hun volle gewicht aan die muren opgehangen.

Ik had inderdaad nog nooit van Emilie Claeys gehoord. Alleen daarom al was deze aflevering zeker zinvol voor mij. Maar ik had wel graag vernomen hoe zij het klaarspeelde om als alleenstaande moeder van twee kinderen te overleven. En of het gerucht waar was dat zij ongehuwd samenleefde met een man, hetgeen haar, om haar politiek monddood te maken, door de katholieken werd aangewreven. Dat vernemen we helaas niet van Tom.


Het is duidelijk dat ik je in dit verband nog een kleine opheldering verschuldigd ben: toen ik je onlangs schreef dat mijn opvatting over dingen die voor mij van belang zijn zich hier verdiept, dacht ik daarbij onder andere aan de zoëven genoemde eigenschap van zelfbeheersing. Niet tot elke prijs dat willen hebben wat je bij de ander ziet, en hem er niet meteen om benijden; jezelf niet door onbevredigde verlangens laten leiden en deze niet hoe dan ook willen bevredigen ten koste van zelfvernedering; niet bij de minste geringste gelegenheid woedend worden en niet voortdurend aan jezelf denken; niet bij iedere net iets ernstiger situatie in elkaar storten of de moed laten zakken, of althans voor jezelf houden dat je moedeloos bent en niet je omgeving ermee belasten en vooral niet je eigen handelen erdoor laten beïnvloeden.
Ik denk dat het van belang is de directe consequenties van je eigen handelen te aanvaarden, je neiging tot haatgevoelens en wraaknemen te onderdrukken en te kunnen vergeven; niet sentimenteel te worden over jezelf en jouw persoonlijk lot (alsof jouw lot het middelpunt zou zijn van alle menselijke ellende); je onderdrukte energie niet op onvruchtbare wijze te ontladen en je eigen ellende niet te compenseren met het kwellen van anderen.

Václav Havel, Brieven aan Olga, 103


6746

Huise - 230106

 

maandag 20 februari 2023

gisteren 50

230219

▲ Dominique Deruddere vertelt in Touché hoe hij en Josse De Pauw vooral blij waren dat ze met Iedereen beroemd de Oscar voor beste buitenlandse film niet hadden gewonnen want geen van beiden zou het hebben aangedurfd om vooraan op het podium ten aanzien van vele miljoenen een onvoorbereide speech te gaan geven. De kleine Vlaming in het grote Amerika!


Honderden keren loop ik door een straat en als er opeens een winkel definitief sluit weet ik me gewoonlijk niet meer te herinneren of het een slagerij of een hoedenwinkel was.

Fernand Auwera, in ‘Een stad is altijd chaos’, in div., Antwerpen centraal (1998), 157


6745

S. en J. in het atelier van Johan Parmentier

 

zondag 19 februari 2023

gisteren 49

230218

Alsof zeven kleinkinderen nog niet genoeg is, nemen X en Y, die ik voor het eerst terugzag nadat ze vijftien jaar geleden voor het laatst mijn pad kruisten, er nog twee peuters uit de crisisopvang bij. Ik zag hen op het speelpleintje in het park de schommel in beweging brengen en houden. Tijdelijk weliswaar, die opvang, maar toch: il faut le faire – ik kan er alleen maar respect voor opbrengen.

Opmerkelijk, hoe Woelrat op het eind van het interview voor de podcast Reve tot leven, waarin hij zich ertoe heeft laten verleiden zijn rancunes de vrije loop te laten, Lieven Vandenhaute bedankt want: ‘Wij hebben nooit eerder zo goed ons verhaal kunnen brengen’. En ‘wij’, dat is dan: Woelrat + Teigetje, die blijkbaar nog altijd samen zijn en teren op hun plekje in de literatuurgeschiedenis en de homo-emancipatie.


Ik miste Judith het meest bij de alledaagse dingen. Wat te doen met alle rituelen die je als stelletje had? Op zaterdagochtend samen boodschappen doen, een krant kopen bij de krantenverkoper, thuis koffiedrinken en de krant lezen met je voeten op tafel. Wie krijgt als eerste welk katern? Het eerste of het tweede? Moet je die rituelen in je eentje voortzetten? Dat gaat niet.

Arno Geiger, Zelfportret met nijlpaard, 29

6744

Brugge, Bevrijdingslaan - 230104

 

zaterdag 18 februari 2023

Paloma Aguilera Valdebenito, Out of Love

notitie 360


TOXISCH


Heel veel heeft de debuutfilm van Paloma Aguilera Valdebenito, Out of Love, niet om het lijf. Het verhaal is flinterdun. Meisje valt voor indringende blik van jongen in de koffiebar. Telefoonnummers worden uitgewisseld. Volgende scène: meisje en jongen naakt in bed. Het begin van een relatie. Die passioneel, stormachtig, intens, brutaal, gewelddadig verloopt. Verzoening en opnieuw ruzie – meestal om een bagatel. Verschillende smaken, verschillende verledens. Nog eens een vechtpartij – die alweer naadloos in seks overgaat. Wat je noemt een toxische relatie.

Soms duren de verschillende onderdelen van dit patroon wat te lang. Soms zijn de close-ups te close. Valdebenito zoekt de limiet op. Nu eens treft ze een juiste toon en ga je mee op in een aanval, in een omhelzing. Dan weer gaat ze tot op het randje. En soms erover. Bij de zoveelste ruzie denk je, nu hebben we het wel gehad. Idem bij de zoveelste verzoening. Hoelang gaat de kruik te water. (De kruik, een belangrijk element in dit verhaal.)

Twee hoofdacteurs. Een beauty en een beast. Danil Vorobyev speelt de Russische kok Nikolai. Er is iets met zijn vader. Erfelijk alcoholisme. Hij probeert dat verleden te overleven. Met zijn ijskoude blauwe blik en al zijn geweld komt hij niet sympathiek over. Je begrijpt niet hoe je je aan zo’n man zou kunnen uitleveren. Toch is dat wat de Griekse verpleegster Varya doet. Varya wordt gespeeld door Naomi Velissariou. Ik lees dat zij in 2022 een belangrijke theaterprijs kreeg in Nederland. Zij speelt, vind ik, wél sterk. Misschien ben ik vooringenomen omdat ik haar een mooie vrouw vind. Maar toch. In haar personage kan ik mij verplaatsen. Niet in dat van Nikolai. Die blijft me te kil, te gewelddadig, te macho. Zijn tedere kant, die er dan toch moet zijn want anders kun je je aan zo iemand toch niet hechten, blijft onderbelicht.

Valdebenito toont de wanhoop die een mens kan overvallen wanneer een zo verlangde relatie geconsolideerd is. Tafel en bed worden gedeeld. Alle kleine gewoonten van het leven dienen op elkaar te worden afgestemd – maar dat blijkt onmogelijk. Kleine irritaties en sporen van de vorige levens die beide partners hebben geleid gooien roet in het eten. Ze hébben elkaar – en wat nu? Als er niet zoiets als een symbiose tot stand komt, blijkt het partnerschap toch vooral het verbond van twee eenzame zielen. Dit effect wordt versterkt door de focus van de film: behalve het koppel en de interieurs waren ze zich tot elkaar proberen te verhouden, krijgen we zo goed als niets of niemand te zien. Valdebenito zit met haar camera haar protagonisten op de huid.

Een van de mooiste scènes heeft Valdebenito dan toch nog te danken aan een nevenpersonage. De welgevormde en gaafhuidige Varya verzorgt de stokoude handen van haar patiënte: het skelet laat zich al raden, de aderen zijn als holle kabels over de besproete huid gespannen. Ja, we moeten allemaal dood – zoals ergens in de film uitdrukkelijk wordt gezegd. Een andere keer heeft Varya diezelfde patiënte naar het park gerold. Het is herfst. De oude vrouw geniet zichtbaar en zingt een liedje van vroeger, over dat het tijd is om op te staan want de zon staat al hoog en er trippelt een duif over het dak. Koosje Bulens, geboren in 1920, zag haar toneelcarrière door de oorlog gedwarsboomd. Van toneel, laat staan film, kwam niets meer in huis. Dankzij Valdebenito debuteert ze op 96-jarige leeftijd als filmactrice in Out of Love. In de aftiteling staat er een kruisje achter haar naam.



Paloma Aguilera Valdebenito, Out of Love (2016) 

gisteren 48

230217

Er vallen dezer dagen wel disproportioneel veel Russen door het raam, heb ik de indruk.

Het is pijnlijk, gênant, weerzinwekkend en ronduit schandalig, de manier waarop in dit land met asielzoekers de straat wordt aangeveegd.

Er moet toch een manier zijn voor oplossingen te vinden als het taalgebruik die een radiocoryfee als Lieven Vandenhaute erop nahoudt zoveel tekenen van slordigheid beginnen te vertonen.

Toch behoorlijk ontluisterend, wat Teigetje vertelt in de podcast Reve tot leven. Tot vier flessen wijn op één dag, da’s niet gering. Een gemakkelijke man moet het toch niet geweest zijn.


De dames waren koel gekleed in japonnen van in tere pasteltinten bedrukt katoen: de meeste waren zwaar gepoederd maar zonder rouge; de enige lipstick in de kamer was Tangee Natural. Op hun nagels blonk Cutex Natural, maar sommige jongere dames hadden Rose gebruikt. Ze geurden zalig. Ik zat er zwijgend bij, hield mijn handen stil door stevig de stoelleuningen te omklemmen en wachtte tot iemand het woord tot mij zou richten.

Harper Lee, Spaar de spotvogel, 299 (vertaling door Ko Kooman (2010) van To Kill a Mockingbird (1960))

6743

Brugge, Groeningemuseum - 230104

 

vrijdag 17 februari 2023

gisteren 47

230216

▲ Het is donker in de Sleepstraat. Waarom blinken die Turkse cafés en eetgelegenheden uit in ongezelligheid? Harde tl-verlichting, kale, ‘moderne’ interieurs, alles in kunststof, niets te veel, functioneel. De mannen die zitten te kaarten of naar het voetbal kijken trekken het zich niet aan.


Het smaakt in ieder geval naar vogel, zei de oude vrouw, die soep trok van een tak waarop een kraai had gezeten. 

Benno Barnard, Afscheid van de handkus, 54

6742

Brugge - 230104

 

donderdag 16 februari 2023

gisteren 46

230215

▲ Merkel, Ardern, Kitir, Sturgeon. Ik geloof echt dat met meer vrouwen aan de macht de wereld er beter uit zou zien, maar wat doe je als ze er een voor een de brui aan geven?

▲ Door de verwijzing op p. 131 van Nader tot U weet ik nu eindelijk waarom Gerard Reve zijn woning te Greonterp ‘Huize het Gras’ noemt.

Als je zonder aanval speelt, kun je geen aanval opzetten, als je geen aanval kunt opzetten, kun je geen doelgevaar creëren, als je geen doelgevaar kunt creëren kun je geen doelpunt scoren en als je geen doelpunt kunst scoren kun je niet winnen. Zo eenvoudig is voetbal.


Door het beeld dat ik, moeizaam voortvragend, opbouwde, werd ik ongelooflijk geil, bijna tot aan die gloed toe, waarbij het verlangen nauwlijks nog lichamelijk is maar de kracht krijgt van een heimwee of sprakeloze vroomheid. 

Gerard Reve, Nader tot U (1966), 108

6741

Brugge, site gesloopt VTI - 230104

 

woensdag 15 februari 2023

afscheid van mijn digitaal bestaan 294

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen


17 juli 2011





twaalf stellingen over verdachte landschappen

Deze tekst werd op 16 juli 2011 uitgesproken bij de vernissage van de tentoonstelling Suspicious Landscapes in Brugge.



1. wandelaars zijn filosofen

Zoals filosofen het denken in overeenstemming proberen te brengen met de werkelijkheid, zo stemmen wandelaars hun ervaring af op het landschap dat zij bewandelen. Zij maken afstanden en uitgestrektheden tastbaar, zij leggen een raster van tijd over de ruimte, zij verleggen horizonten. Zij maken landschappen vertrouwd. Wandelaars en filosofen zoeken naar een ruimer verband waarin alles een plaats, een zin heeft. Zij brengen de werkelijkheid in kaart; zij maken een mentale kaart van de werkelijkheid. Zij stemmen hun innerlijke landschap af op het uitwendige landschap.


2. de Ventoux is niet meer wat hij geweest is

In 1336 beklimt de dichter Petrarca zonder enige noodzaak de Mont Ventoux. Er lag nog geen weg, er was geen Château Renard, er was nog geen geforceerd Vlaams wielertoerisme – en wandelaar Petrarca was nog niet in zijn midlifecrisis aanbeland. Boven op de Ventoux levert het uitzicht de dichter een inzicht op – en dat inzicht is nieuw in de westerse cultuurgeschiedenis. Het besef van nietigheid hecht zich vast aan het toen, in de Renaissance, ontluikende besef van individualiteit. In Vlaanderen doet in de tweede helft van de 14de eeuw, het landschap zijn intrede in de schilderkunst. Achter de beeltenis van een belangrijk individu kijken we door het raam – de 
veduta – uit op een geïdealiseerd landschap van steden en bergen.


3. de kwestie-BHV is onbenullig !

Gisteren hoorde ik toevallig op dezelfde dag twee reizende schrijvers, of schrijvende reizigers: Lieve Joris, op de radio, en Johan de Boose, hier in deze galerie. Zij verkennen wat zich achter de horizon bevindt, zij zoeken grensgebieden op, zij verruimen hun innerlijke landschap en vertalen hun ervaringen voor ons. Wanneer zij even terug in het land zijn, verbazen zij zich over het geruzie van Vlamingen en Walen.


4. de ziel blijft buiten het bereik van elke satelliet

Met Google Earth kun je tegenwoordig reizen maken achter je scherm. Yann Arthus-Bertrand toont ons 
De Aarde vanuit de hemel. Dezer dagen zweven wij, kijkend naar Touretappes, met de helikopter boven Frankrijk. Het levert mooie plaatjes op, maar landschapsfotografie van betekenis is het niet. Deze landschappen zijn niet suspicious. We krijgen niets te zien van het innerlijke landschap.


5. de een houdt van duinen, de ander van bossen

Het innerlijke landschap wordt gevormd door wat we gezien en ervaren hebben. Als kind, of op onze reizen. Maar ook door wat we weten, door wat we gelezen hebben, door de films en foto’s die we hebben gezien, misschien zelfs door de muziek die we hebben gehoord. Laag op laag stapelen nieuwe indrukken zich op het fundament van onze prille ervaringen in bos of duin of stad. Ons innerlijk landschap wordt steeds rijker. Wij weten op de duur dat wij vanalles moeten wéten om de historische gelaagdheid van het uitwendige landschap te begrijpen. Het landschap is immers altijd: herinnering. Persoonlijke geschiedenis en ‘grote’ geschiedenis spiegelen zich aan elkaar maar passen nooit in elkaar: dat heet vervreemding! 
Very suspicious!


6. er zijn geen witte plekken meer

Geologie, cartografie… Er zijn geen witte plekken meer op de landkaart. Alles is ontdekt. Elke plek is herleidbaar tot een coördinaat op de tomtom en als zodanig evenwaardig aan alle andere plekken. De wetenschappelijke blik heeft de ruimte in het 
carcan van de kaart geperst. De objectivering is compleet.


7. de eeuwige stilte van de oneindige ruimte beangstigt mij

Deze hedendaagse ruimtelijke tomtomervaring van evenwaardige coördinaten is pascaliaans. In de 17de eeuw – er was nog geen Château Renard, maar Copernicus, Tycho Brahe en Galilei Galileo hadden wel al duidelijk gemaakt dat de aarde niet in het midden van het universum staat – schreef Blaise Pascal: 
Le silence éternel de ces espaces infinis m’effraie. Voortaan heeft de mens af te rekenen met deze onbeduidendheid in tijd en ruimte; deze existentiële angst is een bij uitstek modern gevoel. Samen met de angst breekt definitief het individu door, en samen met het individu de subjectieve kijk.


8. het landschap toont de stormen van de ziel

De mens zoekt, en vindt, in het landschap een bevestiging voor zijn fundamentele existentiële angst voor een onverschillig universum. In de schilderkunst is de tijd rijp voor de Romantiek; het landschap wordt de vertaling van ‘verdachte’ – 
suspicious – menselijke emoties zoals melancholie, eenzaamheid, het tragische besef van de sterfelijkheid. In Duitsland duiken schilderijen op van een in een zwarte mantel geklede man die, met zijn rug naar de schilder gekeerd, van op een klif uitkijkt over een woeste zee: Kaspar David Friedrich.


9. er staat een autobus in de wildernis

In een geglobaliseerde, verstedelijkte wereld, krijgt de ervaring van Blaise Pascal een nieuwe gedaante. De eigenheid van het eigen dorp, het eigen land, het eigen landschap gaat verloren. De plek waar ik sta is niet langer het centrum van de wereld. Alles begint op elkaar te gelijken. Er ontstaat on-verschilligheid. Technologie, industrie en commercie vernielen de natuur en doen overal hetzelfde landschap ontstaan. Elk landschap is 
suspicious. De moderne mens is ontheemd, hij is zijn voeling met de natuur, met het landschap van zijn kindertijd, kwijt. Terugkeren naar waar je bent opgegroeid, doet altijd pijn. Dit is een nieuwe vervreemding. Wildernissen zijn er niet meer. In de film Into The Wild vindt de held zijn uiteindelijke bestemming in een op het eind van de wereld geparkeerde autobus.


10. de kunstenaar gaat op zoek naar schoonheid in een bekende wereld, die vaak lelijk is

De kunstenaar toont, als hij al landschappen in beeld brengt, de afstand die er, in het gemercantiliseerde en vervuilde landschap, tussen de mens en de natuur is ontstaan. Hij ziet in de buitenwereld de verbanden en coïncidenties die iets vertellen over de manier waarop de mens in zijn tijd bestaat. En daarin verschilt hij niet van al die kunstenaars die voor hem de mens in zijn tijd portretteerden: de Vlaamse primitief, de romantische schilder, de impressionist, de expressionist, die in het geschilderde landschap zijn getormenteerde verworteling in de aarde uitbeeldde, of de surrealist, vertolker bij uitstek van de moderne vervreemding.


11. fotografen zijn wandelaars, en dus filosofen

deze stelling behoeft geen uitleg


12. de fotograaf kijkt met de blik van de fotograaf

Aangezien de hele wereld ontdekt is, wordt documentaire fotografie minder relevant. Aangezien het landschap door en door vermenselijkt is, moet de fotograaf, die, meer dan de schilder, registreert, de menselijke aanwezigheid tonen. Hij respecteert nog wel de traditionele vormelijke esthetica van harmonie, kleur en verhoudingen, maar met zijn blik geeft hij aan het begrip 
schoonheid een andere invulling. Hij kijkt met afstandelijkheid en ironie. Hij zoekt opvallend vaak de banale architectuur op, en de charme van middelmaat en kitsch. Hij accentueert de vervreemding met de middelen waarover hij beschikt: cadrering, belichting, diafragma. Zijn voornaamste instrument is zijn oog en, samen mét dat oog, zijn blik.