We keken uit over een vruchtbaar groen landschap. Het was
ochtend, de zon kwam net boven de bergen aan de andere kant van het dat luit en
bescheen alles met een fris geel licht. Hier en daar bevonden zich kleine
dorpen, met dicht opeenstaande huizen. Uit schoorstenen kringelde rook. We
zagen groene weilanden, glooiende heuvels en kleine, donkergroene bosschages.
Over zandwegen trokken ossen zwaar beladen karren voort, op het erf, van kleine
boerderijen waren vrouwen aan het werk. Op een glimmend zwarte akker reed een
donkerrode tractor, op het pad langs de akker waren kinderen aan het spelen,
hun vliegers buitelend in de wind.
Rob van Essen, Hier
wonen ook mensen (in Elektriciteit /
Hier wonen ook mensen), 255