donderdag 11 november 2021

notitie 27

VRIJHEID ALS PLICHT

 

Patrick Ghyselen legde mij in de discussie die ontstond onder mijn notitie bij de teksten van Stefan Hertmans en Jeroen Olyslaegers een zeer interessante tekst van Thomas Decreus voor. Maar Decreus beantwoordt ook niet alle vragen. Bijvoorbeeld die naar het belang van vrijheid, naar het wat ermee aan te vangen. Anders geformuleerd: wat is dan wel een goede samenleving, in een tijd waarin het misschien niet meer mogelijk is om aan de verwezenlijking ervan veel aandacht te besteden? Enfin, voeding voor de geest, dat in elk geval.

Ik denk erover na, en kom – voorlopig – tot de volgende conclusie:

Olyslaegers heeft ongelijk wanneer hij begrip vraagt voor de houding van antivaxers. Die houding is niet goed te praten – en daar heeft Hertmans dan weer gelijk in. Beiden geven echter wel een aanzet tot het situeren van het dispuut over de opportuniteit van het al dan niet egoïstisch noemen van het gedrag van mensen die ervoor kiezen zich niet te laten vaccineren in de bredere context van het neoliberalisme waarin de persoonlijke vrijheid onder druk is komen te staan (Hertmans én Olyslaegers) of waarin het – bovendien – begrijpelijk is dat de weigering om solidair te zijn wordt uitgespeeld als een protest dat niet zomaar als egoïsme kan worden weggezet (Olyslaegers).

Solidair zijn. Of broederlijk. Broederlijkheid, inderdaad het element van het Verlichtingstrio dat in de discussie te weinig aan bod komt – zoals Patrick Ghyselen in een eerdere reactie al aangaf. (Ikzelf had daar in mijn interpretatie op de teksten van Hertmans en Olyslaegers ook geen of in elk geval te weinig aandacht aan besteed.) En wat die broederlijkheid kan inhouden, wat we dan met andere woorden met die zo dure en dierbare vrijheid ‘moeten’ beogen, iets wat vérder strekt dan het eigen heil en het eigen gemak van de egoïst, iets wat bijdraagt tot een bétere wereld – daartoe geeft Eva Vanhoorne een aanzet: bewustzijn van de eigen begrensdheid, om van daaruit keuzes te maken. ‘Da's een individuele morele plicht...,’ schrijft ze, ‘Maar als maatschappij moeten we dat ook kunnen articuleren.’ En laat dat dan weer de conclusie zijn van Thomas Decreus: ‘Eén van de meest prangende kwesties vandaag, bestaat erin een links en progressief antwoord te formuleren op deze neoliberale bestuurscrisis. Misschien moeten we die vraag ter hand nemen in plaats van morele banvloeken over elkaar uit te spreken.’

Het gaat om de vrijheid als morele plicht – dat klinkt inderdaad paradoxaal – om het onvolkomene, het ándere, het vreemde te aanvaarden. Ook in de onvolmaaktheid zin ontwaren, en dus niet overgeleverd zijn aan de hang naar perfectie en totale controle want dat is de ultieme onvrijheid – ook al beweren de individuen die dat soort vrijheid aanhangen het tegendeel. (Ik gebruik het woord ‘individuen’ bewust, niet ‘burgers’. Omdat ik nog altijd geloof dat een soort van samenleving mogelijk is, moet zijn.)

'Klein gebrek geen bezwaar', zei de Grote Volksschrijver in een nuchter moment en hij had gelijk. Dat is, door mij, niet onopgemerkt gebleven.