donderdag 25 november 2021

notitie 39

HOEVEEL ECHT WAARD IS

 

In Herfst heeft Ali Smith het vaak over kunst en de waarde van kunst. Een persoon koopt in een galerie het hele tentoongestelde werk op van een bepaalde kunstenaar, alles in één keer, laat het naar zijn woonst overbrengen en steekt het daar in de fik. Een hypothese natuurlijk, maar stel dat die kunstenaar daar inspraak in zou hebben gehad: zou hij liever het geld hebben en geen oeuvre meer, of heeft hij liever zijn werk, maar dan zonder pinkepinke?

Een andere passage, eveneens in Herfst, gaat over een oeuvre van een kunstenares dat volledig verdwenen lijkt. De kunstenares is, na intense jaren van hoge productiviteit, veel te vroeg gestorven. Haar schilderijen hebben nog niet de status bereikt die ze inmiddels verworven hebben (het gaat om het werk van de Britse popart-kunstenares Pauline Boty). Ze zijn weggeschonken, verspreid geraakt, vergeten, verwaarloosd. Ze liggen ergens opgestapeld in een schuur. Een academicus ziet er jaren later de waarde van in en gaat ernaar op zoek. Schets zijn verwondering/ontzetting/blijdschap wanneer hij op een dag een aantal van die werken als tussenschot in een schapenstal aantreft.

 

Pauline Boty, With Love to J-P Belmondo (1962)

Ik denk op dat soort cases verder. Stel een kunstenaar die een werk verkoopt. De klant heeft tijdens een atelierbezoek zijn rondgang gemaakt, werken te zien gekregen, gekozen. Op een tafel lagen vele bladen uitgestald, allemaal verftekeningen. Erg mooi, het was moeilijk kiezen. Uiteindelijk wordt een van de tekeningen uitverkoren. Maar ze is op zich niet presentabel. De kunstenaar verbindt er zich toe om voor een mooie lijst te zorgen. Hij zal zijn klant dan later de aankoop thuis bezorgen. Vraag: maakt hij eerst nog een foto van het werk? Welke waarde heeft die foto dan? Kan hij ermee aan de slag, bijvoorbeeld om een reproductie of een tweede versie te vervaardigen? Hoe verhoudt die tweede versie zich tot het origineel? Heeft ze een weerslag op de waarde van het origineel? In hoeverre moet de kunstenaar bij een verkoop niet volledig afstand nemen van zijn werk? Is dat wel mogelijk? Vindt hij het belangrijk wat er verder met zijn werk gebeurt? (Vergelijk met een ouder die afscheid neemt van het zelfstandig geworden kind dat – zoals dat dan heet – de vleugels uitslaat.)

Ten slotte dit geval. Een schilder die zijn einde voelt naderen belooft een van zijn schilderijen na te laten aan een verre bewonderaar die zich ooit tijdens een bezoek positief over dat werk heeft uitgelaten. Dit komt de bewonderaar pas na het overlijden van de man ter ore. Hij had natuurlijk liever nooit zo onverwacht vroeg in het bezit gekomen van dat schilderij, maar nu het toch zo uitdraait is hij vereerd dat de schilder zijn – oprechte – compliment niet vergeten is. Hij is blij met de toewijzing en kijkt ernaar uit het schilderij in ontvangst te nemen. De wilsbeschikking van de schilder evenwel staat nergens genoteerd. Van een overdracht komt niets in huis. Tot wie moet de begunstigde zich richten? Hij wil niet hebzuchtig lijken en legt zich neer bij de gang van zaken. Hij weet niet wat er met het schilderij gebeurt. Hij vindt het moeilijk te aanvaarden dat hij het nooit meer te zien zal krijgen. Hij hoopt dat iemand er dan toch nog de waarde van weet in te zien, dat het schilderij kan blijven voortbestaan in de ogen van iemand die er ook de kwaliteit van inziet. Had hij nu maar een foto van het schilderij – dat zou hem toch nog liever zijn dan enkel een vervagende herinnering. Maar een foto van een schilderij kan natuurlijk nooit het echte schilderij vervangen want een schilderij is meer nog dan een voorstelling of compositie een materieel object dat bestaat uit canvas, een lijst eventueel, verf, toets, glans… Wat zou de waarde van die foto zijn? Kan zo’n surrogaat ooit het beloofde schilderij vervangen? 

 

Ali Smith, Herfst (2018, 20218), Nederlandse vertaling door Karina van Santen en Martine Vosmaer van Autumn (2016)