zaterdag 6 november 2021

notitie 24

Herman Leenders (Brugge 1960) is vooral bekend als dichter, maar schreef ook twee romans: De echtbreukeling (2005) en God speelt drieband (2017). Dat laatste boek trof ik aan in de uitverkoop van mijn bibliotheek. Hoewel ik het onmiddellijk na zijn publicatie al eens had gelezen – ook een exemplaar van de bibliotheek, misschien wel hetzelfde – griste ik het mee want ik had er een goede herinnering aan bewaard. En inderdaad, God speelt drieband is een bijzonder lezenswaardig document dat veel van het libidineus leed in kaart brengt dat dezer dagen menig koppel, of wat daarvan in veel gevallen overblijft, teistert. En Leenders doet dat, het moet gezegd, met een bijzonder scherpe en trefzekere, nietsontziende, soms zelfs sardonische pen.

De titel vind ik minder geslaagd. Misschien bedoelt Leenders te alluderen op een uitspraak van Einstein, ‘God dobbelt niet’. Het universum zit zo vernuftig in elkaar, bedoelde de geleerde met de warrige haardos te zeggen, dat er wel een intelligente Maker aan ten grondslag moet liggen – het kan eenvoudigweg niet het resultaat van toeval zijn. Wat dan weer in schril contrast staat met de aard van de ontmoetingen die onze levens onvoorziene richtingen in sturen. Leenders lijkt echter ook met de mogelijkheid van een dubbelzinnigheid te spelen: als God niet dobbelt, dan speelt hij misschien een ander spel. Drieband bijvoorbeeld. Maar dan is het de vraag waarom Leenders God een spel laat spelen waarbij zoveel denkwerk en technische vaardigheid komt kijken. Daarom denk ik – ja, dat zal het wel zijn – dat Leenders de metafoor van het biljartspel kiest omwille van het beeld van de verschillende ballen die worden aangetikt – zo ook ‘tikt’ het hoofdpersonage verschillende vrouwen aan en stuitert hij van de ene naar de andere.

Maar goed, een roman is meer dan zijn titel – en in dit geval gelukkig maar. Herman Leenders slaagt erin om zijn hoofdpersonage, Karl Lievens, bijzonder krachtig te tekenen als een behoorlijk zwakke figuur. Karl is een aanmodderende dichter die zijn brood verdient met het aan de man brengen van absorberende hygiënische producten, luiers zeg maar. Of om het prozaïsch te zeggen: hij is een poëtische pamperverkoper. Hij geraakt verstrikt in de verwikkelingen waartoe zijn echtscheiding aanleiding heeft gegeven. Het voortdurend opnieuw beginnen met steeds andere vrouwen doet de spontaneïteit die essentieel is voor de slaagkansen van een nieuwe liefde duidelijk geen goed.

Hoe de relaties tussen Karl, Katrien, Tine, Frank, Leda en Anne-Marie precies verlopen, moet u zelf maar eens lezen: ‘het is ingewikkeld’ en het komt niet meer goed. Wat mij vooral bijblijft zijn de meedogenloze observaties, die van God speelt drieband een bij momenten wrede roman maken. Daarom niet een minder goede want wie heeft ooit gezegd dat enkel welbehagen literaire kwaliteit garandeert.

Na zijn huwelijk is er Katrien, die te mooi en te jong is, en na Katrien komt Tine: een getrouwde vrouw die niet van plan lijkt om haar huwelijk op te blazen voor Karl. Die relatie drijft derhalve grotendeels op seks. ‘Hij hield zich voor dat ze alleen wou neuken en vooral geen verplichtingen en gezeur wou, dat ze alleen maar zijn hoofd op hol wou brengen om te zien of ze dat na haar veertigste nog voor elkaar kon krijgen (…). En Karl, met zijn gekwetste ziel, liep al te graag in die val, gelokt door de honing.’ Met veel wijsheid beseft hij dat zijn zwakheid heilloos is: ‘Hij zou berooid en eenzaam achterblijven, later met spijt in het hart terugkijken op zijn jongere zelf, die geen richting had weten te geven aan zijn leven.’ Maar de impuls van het moment is sterker: ‘deze gedachten smolten weg zodra hij haar zag verschijnen.’ (36-37)

Wanneer de relatie tot haar meest basale dimensies is herleid, kun je tot verwoestend nuchtere vaststellingen als deze komen: ‘Karl was nog met Tine verbonden omdat ze hetzelfde leidingwater gebruikten, hun afvalwater loosden in hetzelfde zuiveringsstation.’ (99)

Van basis gesproken: een van de meest onoverkomelijke gegevenheden van het leven is dat het zich altijd érgens afspeelt. Geen probleem als alles goed gaat, maar een bittere omstandigheid wanneer de echtbreukeling de confrontatie met zichzelf moet aangaan in een onherbergzame verkaveling met de geluiden van grasmaaiers en bladblazers op de achtergrond: ‘Hij wou weglopen maar dat ging niet meer, want dit was nu zijn plek.’ (101)

De conclusie is simpel en klinkt weinig bemoedigend: ‘Geloofde hij echt dat hij door de liefde in een fantastische wereld zou terechtkomen als Alice in Wonderland?’ (171)

Naast deze inzichten in de wondere wereld van Eros en Amor, bevat deze confronterende roman ook nog enkele korte uitstapjes naar onder meer het wondere oeuvre van de schilder Félix Vallotton, van wie een reproductie het voorplat siert, en naar het ijdele en al even meedogenloze wereldje van verkopers en managers die hun onbeduidendheid met jargon en kromspraak proberen te versluieren.

 

Herman Leenders, God speelt drieband (2017)