woensdag 17 november 2021

notitie 31

DE RESET GERESET

 

Facebookvriend Marc Le Bruyn vraagt mij om zijn tekst te lezen en eventueel te becommentariëren. Het betreft een ‘zeer gedeeltelijk antwoord op Reset van Marc Elchardus’. Hoewel ik mij niet bevoegd acht om inhoudelijk commentaar te leveren (niet het minst omdat ik Reset niet gelezen heb en dat ook niet van plan ben), zet ik mij toch schrap voor een nauwkeurige lezing van de omvangrijke nota. (Ik doe het eigenlijk vooral omdat Marc reageerde op mijn De elfde teen en omdat hij mij ook nog een commentaar op Populierendreef 29 beloofde.)

Le Bruyn zegt te schrijven vanuit de ‘bezorgdheid dat de beweging waarvoor [hij zich] al vanaf [z]ijn 18 jaar inzet, de marsrichting zou volgen die Elchardus in zijn boek aangeeft’.

Volgens Elchardus heerst de ‘juristocratie’: de rechtspraak heeft te veel zeggenschap ‘over de toepassing en interpretatie van de wetten’. Dat voorrecht komt de volksvertegenwoordiging toe, het parlement dus. Zoals de zaken er nu voor staan, valt ‘rechterlijke willekeur’ niet uit te sluiten. De oorzaken van deze situatie zijn: de ‘interpretatiebevoegdheid’ van de rechters (vanwege de onvermijdelijke incongruentie tussen algemene wetten en particuliere situaties); de juridisering van de relaties tussen mensen; de boven elke argumentatie verheven status van ‘de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’. Wat dat laatste betreft: we moeten aanvaarden dat die Verklaring een westerse, niet-universaliseerbare uitvinding is. Daarom, aldus Marc Le Bruyn, verdedigt Elchardus een anti-immigratiepolitiek.

Volgens Elchardus komt door het samenspel van deze drie oorzaken de ‘volkssoevereiniteit’, die normaal zijn beslag zou moeten krijgen in het parlement, in het gedrang. Le Bruyn gaat daarom in op ‘de rol van de volksvertegenwoordiging in een moderne democratie’.

De justitiële overruling leidt tot ‘juridische verrommeling’ van het parlementair werk. Wetgeving is in ons bestel bijna altijd het werk van de regering, de uitvoerende macht dus, die steunt op een parlementaire meerderheid die eigenlijk alleen maar als stemmachine fungeert. In België is het parlementaire systeem afgegleden naar een particratie. Erger nog: de wetgeving is à la limite in handen van ‘enkele kleine beslissingscenakels van partijleidingen die aan de echte democratische controle ontsnappen’.

Hoe kan hieraan worden verholpen? Hoe is ‘meer democratie’ mogelijk?

Le Bruyn spitst zich toe op het Vlaams Parlement. Dat had van bij zijn start de ambitie om naast de drie gangbare opdrachten van een parlement – ‘wetgeving, legitimering van en controle op de regering en goedkeuring van de jaarlijkse begroting’ – ook nog, als ‘vierde opdracht’ op zich te nemen: ‘de organisatie en versterking van de band van het parlement met de burger’. Die band is er niet enkel ‘bottom up’ (de volksvertegenwoordiger vertolkt wat bij de bevolking leeft), maar ook ‘top down’ (het beleid wordt ‘naar het volk toe’ vertaald). Dat laatste veronderstelt dat de volksvertegenwoordiger ‘de principes van de parlementaire democratie moet aanhangen of verdedigen’. Dat is evenwel niet altijd het geval: het is mogelijk dat het volk antidemocratische volksvertegenwoordigers verkiest. Moet de democratie daar niet tegen beschermd worden?

In elk geval moet de particratie worden bestreden. De volksvertegenwoordigers moeten zich bezighouden met wat concreet bij de bevolking leeft en zich niet opsluiten in hun ideologische vooringenomenheden. Elchardus pleit voor een soort van continu opinieonderzoek ‘dat voortdurend de wensen, zorgen en opvattingen van de burgers monitort en in kaart brengt’. Volgens Le Bruyn beschikt de overheid al over voldoende instrumenten om daarnaar te peilen. Elchardus vindt ook dat de wetgeving minder moet uitgaan van de uitvoerende macht (de regering) en meer van de wetgevende macht (het parlement, dat het soevereine volk vertegenwoordigt). Volgens Le Bruyn worden de wetgevende initiatieven van de uitvoerende macht voldoende gecontroleerd en bijgestuurd door het parlement. De rechtspraak, die volgens Elchardus te veel in de pap te brokken heeft (‘juristocratie’), wordt door dit parlementaire werk in toom gehouden. Wel is het juist, aldus Le Bruyn, dat het parlement over te weinig juridische expertise beschikt om zijn wetgevende werk – en de controle op het wetgevende werk van de regering – goed genoeg op te nemen.

Maar er schuilt een gevaar in een te grote macht voor het volk (bemiddeld door het parlement): de ‘Barabbasparadox’. De magistratuur zwicht voor de luidste roepers die de onschuldige aan het kruis willen en de moordenaar vrijuit willen laten gaan. Het ‘gesundes Volksempfinden’ zou de wet overrulen. Dat is onder meer het geval in het migratiedebat. Maar is dat wel zo? Volgens Le Bruyn is er meer bereidwilligheid bij het volk om migratie te omarmen dan Elchardus suggereert. ‘Er zijn echter moderne hogepriesters aan het werk, die bewust aansturen op xenofobie en maatschappelijke polarisatie, en wel omdat bepaalde economische en politieke elites zich daardoor bedreigd voelen. Ik heb het over de rijkelijk gefinancierde klassieke en sociale mediaconglomeraten, die toegang verlenen tot die hogepriesters om het volk op te hitsen.’ We moeten integendeel inzetten op ‘een politiek die de mensenrechten verder verankert (…) [o]m zo tot een solidaire samenleving en internationale samenwerking te komen die de ware problemen aanpakt die de mensheid bedreigen, zoals de klimaatverandering en de toenemende mondiale ongelijkheid’.

Elchardus lijkt, aldus Le Bruyn, een anti-immigratiebeleid te willen aanhangen vanuit ‘de vaststelling dat de sociaaldemocratie terrein heeft verloren tegenover uiterst rechts’. Een recente Duitse studie toont evenwel aan dat uiterst rechts zijn electorale vooruitgang niet te danken heeft aan het leeglopen van de sociaaldemocratie. De sociaaldemocratie moet dus niet naar uiterst rechts lonken om zichzelf opnieuw (meer) op de kaart te zetten. Le Bruyn is van oordeel dat zij ‘een synthese van oude en nieuwe linkse strategieën’ moet bewerkstelligen. ‘En dus wil ik dat mijn partij/beweging doof blijft voor de sirenenzang van reactionaire ideologen als Marc Elchardus’, luidt Le Bruyns conclusie. 

Ik heb twee vragen bij deze tekst.

Ten eerste is het verband tussen het aanhangen van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger en de crisis van de democratie mij niet helemaal duidelijk op basis van wat ik nu gelezen heb.

Ten tweede denk ik, voor wat betreft de rekrutering door uiterst rechts, toch ook aan het boek Retour à Reims van Didier Eribon, waarin het tegenovergestelde wordt beweerd van wat Le Bruyn zegt. Volgens Eribon bestaat het Front National wel degelijk voor een groot deel uit voormalige communisten en socialisten.