woensdag 24 november 2021

notitie 38

PETERS PRINCIPE

 

In het eerste deel hield Rik Van Cauwelaert me tegen op een trap ergens in de buurt van het Vlaams parlement, waar hij zich allicht in het kader van een professionele activiteit – in zijn geval dus politiek commentator voor De Tijd – ophield. Hij richtte het woord tot me om te zeggen dat hij nu in pensioen ging en dat men hem de opdracht had gegeven een waardige opvolger te zoeken. Hij dacht die te vinden in iemand met een politiek inzicht, een vaste en scherpe pen, een visionaire geest, een brede culturele bagage, een helder inzicht in de geopolitieke en mondiaal-economische context met alle mogelijke implicaties op regionaal en subregionaal niveau. In mij dus. Daarom vroeg hij het mij. Of ik zijn opvolger kon worden. Ik wendde verbazing voor en behield de tegenwoordigheid van geest om te informeren naar de datum van indiensttreding, de arbeidsvoorwaarden, het salaris, de extralegale voordelen en de eventuele opzegtermijnen voor het geval ik van een nog prestigieuzer medium een nog lucratiever aanbod zou krijgen. Wat ik niet uitsloot. Rik wist op al mijn vragen een bevredigend antwoord te geven.

In deel twee verbind ik mij ertoe om op het personeelsfeest van mijn werk de plaats in te nemen van de in laatste instantie ziek geworden drummer van het in covers gespecialiseerde balorkest. Pas daarna dringt het tot mij door dat ik misschien wel die covers ken, maar dat ik niet kan drummen. Nooit zelfs maar geprobeerd. Ik moet dringend deze op mijn schouders genomen taak van mij af zien te wenden op iemand in mijn kennissenkring. Wie anders dan mijn zoon G., die drummer is, kan hiervoor meer in aanmerking komen? Ik moet hem dringend zien te bereiken. Maar ik heb mijn telefoon niet bij. Dus moet ik op zoek naar een gsm. Volgt een aaneenschakeling van trappen in het immense gebouw dat vele verdiepingen telt, lange gangen, afgesloten bureaus en kasten, enzovoort… Tot ik, geheel onverwacht, oog in oog sta met G. Het goede nieuws is dat dit mij ontslaat van de noodzaak een telefoon te vinden want ik kan hem rechtstreeks mijn verzoek voorleggen, het slechte nieuws is dat hij het niet ziet zitten om mijn plaats in te nemen. Hij durft het niet aan en bovendien heeft hij een afspraak waar hij absoluut niet aan kan ontsnappen, voegt hij er na een korte aarzeling aan toe nadat hij heeft gezien dat zijn weigering mij teleurstelt. Ik vraag of B., zijn vriend, die multi-instrumentalist is, mij uit de nood kan helpen. ‘Dat is mogelijk,’ antwoordt G. Hij leent me zijn telefoon, zodat ik B. kan opbellen. Het is een bizar toestel dat G. me laat gebruiken: een oude Nokia waarvan het scherm een bijzonder hoge resolutie heeft zodat het de beeldkwaliteit heeft van wat je te zien krijgt in de opengeklapte spiegel van een Hasselblad. B. komt in beeld en ik leg hem mijn probleem voor. Ondertussen breng ik, ondanks het scherm, het toestel naar mijn oor – wellicht krijgt B. nu mijn oorschelp te zien. Wanneer ik hem heb duidelijk gemaakt waarom ik hem bel, moet ook hij mij teleurstellen: hij stond juist op het punt om naar de Colora te gaan om verf te kopen. Wanneer ik hem vraag of hij dat niet kan uitstellen tot na het uurtje covers met het balorkest, dat over enkele minuten gaat beginnen, zegt hij dat hij ook nog eens naar de procureur moet, of een procureur, dat versta ik niet goed. Ik beëindig het gesprek. Opeens weerklinkt er van heel dichtbij geschreeuw van spelende kinderen. Ik kijk om en zie nog net hoe een kind van een jaar of drie van een rand enkele meters diep valt. Ik kijk over de rand en zie het liggen, het hoofd in een vreemde knik die niet veel goeds doet verhopen. Door het geschreeuw van de kinderen word ik wakker, met de ontstellende gedachte dat ik hoop dat het kind echt dood is want op die manier zou het best wel eens kunnen dat het hele personeelsfeest en dus ook de door het balorkest begeleide danspartij zal worden geannuleerd. Zo hoef ik niet op dat podium als fake drummer met de billen bloot te gaan.

Ik herinner mij beide dromen en omdat ze zo volledig zijn en bovendien een wonderlijke pendant vormen en bovendien betekenisvol zijn, sta ik op, hoewel het nog maar vier uur is, om ze vast te leggen in enkele notities, op basis waarvan ik nu dit stukje heb geschreven.