SCHRALER ZONDER PLUM
Pierre Plum in 2014 (eigen foto) |
Ik beken dat ik er een sport van maakte om zijn teksten als eerste gelezen te hebben en daar een commentaartje bij te verzinnen – doch enkel als dat constructief en relevant kon zijn. (Ik zie nu het taartje in de staart van het woord commentaartje.)
In 2017 gaf Pierre Plum in eigen beheer een boek uit met de stukjes die hij in de zomer van dat jaar schreef – en daarover berichtte ik in deze notitie. Hoewel ook alweer vier jaar oud, geeft ze nog altijd geheel en al weer wat ik van Plums geschriften denk: ze zijn goed geschreven (op de ongetwijfeld aan haast te wijten schoonheidsfoutjes na), interessant, erudiet, mooi, vertrouwd, ondergewaardeerd, onmisbaar. Ja, ook dat laatste: onmisbaar.
De setting is veranderd want Pierre Plum woont nu niet meer met zijn vrouw Annie in het zompige Moerbeke maar in de droge dépendance van een kasteel in Kaprijke of daar ergens in de buurt. En het is niet meer Mihoen-het-waterhoen die instaat voor de voor de psycholoog-op-rust zeer belangrijke brug naar het dierenrijk, maar Peerke de kater. Voor het overige zijn de ingrediënten min of meer dezelfde: het grensgebied tussen tuin en wereld, de literatuur en de gastronomie, de dromen... Af en toe is er een bemerking bij iets wat op een scherm werd gezien: een film of een politiek debat waarbij, het moet gezegd, altijd een zo hoog mogelijke neutraliteit en objectiviteit werd nagestreefd. Pierre Plum liet zich zelden of nooit tot polariserende polemieken verleiden. Ook Annie is in de stukjes nog steeds opvallend onopvallend van de partij, en de tuinman duikt af en toe op als een wijze schim die op zijn geheel eigen wijze de wereld en de eeuwigheid binnenbrengt.
Maar het viel de laatste tijd toch op dat de toon veranderde. De reizen blijven nu definitief in het planstadium steken, corona deed er een schep bovenop, de gezondheid begint te kwakkelen – al blijft elk klagen uit. Dit zijn de geschriften van een bijna-tachtiger (of is het al een plus-tachtiger inmiddels?), maar dan wel een die de onafwendbare ouderdom op een zeer vruchtbare manier te lijf blijft gaan.
Het opvallendste was dat Pierres wereld kleiner leek te worden. Het kasteeldomein werd niet vaak meer verlaten. De mobiliteit taande – er was sinds kort sprake van de aanschaf van een rollator. Pierre kon lachen met mijn opmerking dat hij moest kiezen voor een tijdritmodel met volle wielen. En Peerke werd opvallend vaak opgevoerd. Dat vond ik niet zo leuk want ik houd niet van Facebookkatten. Bijna elke dag postte Pierre kort na zijn dagelijkse column bovendien een foto van Peerke (die natuurlijk niet toevallig Peerke werd gedoopt): zich wassend op de grond, luierend op Annie’s schoot, struinend over de tafel, uitkijkend op de vensterbank. ‘Hoe zou het nog met Peerke zijn’, schreef Pierre er dan steevast bij en ik moest altijd de neiging onderdrukken om flurks te reageren met een ‘I couldn’t care less’. Want wat mij interesseerde was niet Peerke, maar Plum. Ik slikte mijn kattige reactie in omdat ze behalve niet beleefd ook ondankbaar zou kunnen overkomen: had ik niet al vele jaren genoten van Pierres stukjes? Wel, dan moest ik er die overdreven en ongetwijfeld ironisch-devote aandacht voor dat arrogante en verwende Peerke maar bijnemen.
En nu geeft Pierre Plum er dus de brui aan. Je moet het maar doen, tien jaar lang elke dag een stukje, dat zijn 3650 stukjes van elk ongeveer vijfhonderd woorden, ofte meer dan 2 miljoen woorden, ofte – in mijn persoonlijke berekening – 36 keer het volume van mijn De elfde teen. (Dat Pierre dat eerste deel van mijn autobiografie bestelde, las en ook nog eens zo uitdrukkelijk apprecieerde, was een van de mooiste complimenten die ik mocht ontvangen.) 3650 keer opnieuw proberen met goed geschreven en inhoudelijk interessante stukken voldoende spanning op de boog zetten. Zeker op dat haastige medium Facebook – waarop PP in elk geval een uitzonderlijke positie inneemt.
(Over het medium Facebook schreef ik overigens vijfenhalf jaar geleden een stuk dat, al zeg ik het zelf, nog altijd lezenswaardig is. Een van de zinnen die ik daar schreef, luidt: ‘Ik blijf Facebook gebruiken. Om mooie dingen op te zoeken en te delen, om af en toe eens een goed artikel te lezen, verspreid door mensen die beter geïnformeerd zijn dan ik of die beter kunnen beargumenteren waarvoor zij staan (…)’. Toen al had ik onder meer Pierre voor ogen.)
Voilà, ik zit al aan bijna negenhonderd woorden, ruimschoots tijd om af te sluiten. Ik voeg er nog een paar laatste aan toe en richt mij tot Pierre Plum zelf.
Pierre, ik hoop dat jouw afscheid niet definitief, laat staan omineus is. Ik hoop dat die ‘verkoudheid’ niet erger is dan een snotvalling, en dat je je verdriet om de omgezaagde bomen in het parkdomein te boven komt. Kom terug! En als dat om de een of andere reden niet lukt, zeer veel oprechte dank voor alles wat je met ons deelde.
Het ga je goed.