vrijdag 14 juni 2019

graag Praag 18


190516

dag 12. Praag (CZ) – Ústí nad Labem (CZ) – 126 km

Miša is bij het ontbijt in een opperbeste stemming. (…) Het afscheid is emotioneel, maar wel zeer hartelijk. Ik ben doordrongen van het besef dat ik deze vrouw wellicht, of misschien, nooit meer zal terugzien. Wanneer zij in de andere richting dan deze die ik uit moet op het trottoir weg stapt, maak ik nog een laatste foto van haar (…). Al is die foto misschien niet nodig want dat beeld is op mijn netvlies gebrand en gaat daar voorlopig niet weg.


Het kost me nogal wat moeite en tijd om Praag via de rechteroever te verlaten. Pas later op de dag zal ik inzien dat ik beter de linkeroever had gekozen. Ik moet door een parkgebied, een zone waar nieuwe torengebouwen verschijnen, de buitenwijken… Tot ik bij een plek aankom waar in een van de rivier afgezonderd bassin aan wildwaterkanoën wordt gedaan. Daar houd ik halt om dat zigzaggende gepeddel gade te slaan (…).


Ik volg de hele dag de rivier: eerst de Moldau en dan, voorbij het punt waar de Moldau in de Elbe is gestroomd, de Elbe. (Op basis waarvan wordt beslist om het vervolg Elbe te noemen, en niet Moldau?) Al snijd ik op de middag ter hoogte van Veltrusy wel de meander van Mĕlník af. Zo kan het gebeuren dat ik op het speelpleintje van Černuc of all places een plaatsje vind om te picknicken: brood, kaas, worst – en dan zijn er die zeggen op basis van deze stukjes dat er aan mij een culinair recensent verloren is gegaan. De streek is hier troosteloos, het verkeer gekmakend. Maar de zogenaamde fietspaden langs de rivier zijn dat ook. Ze zijn zo slecht dat je op den duur blij bent als er een eindefietspadverkeersbord opduikt: beter geen dan zo een fietspad. Ook al betekent dit dat je opnieuw tussen de auto’s terechtkomt. Maar daar rijd je tenminste op asfalt. Op de fietspaden ligt er soms ook asfalt, jazeker, maar dat is meestal erg gehavend door putten en barsten en opstuwende boomwortels. Bovendien is de bewegwijzering voor de fietsers in het bijzonder maar ook voor alle verkeer in het algemeen hier in Tsjechië op het pesterige af inconsequent en in elk geval ontoereikend. Dat en alleen dat verklaart dat ik vandaag tot drie keer toe de verkeerde richting word uitgestuurd, wat goed is voor zeker tien extra kilometers.

Al bij al is dit een grijze dag, zonder geschiedenis, in een streek die misschien wel mooi had kunnen zijn maar dat niet is en alleen maar groezelig en grauw, door het onvermogen c.q. de onwil van zijn bewoners. Het hoogtepunt van de dag is mijn waarneming van een op het Elbewater vissende rode wouw.

Ik kom voorbij Terezín, beter bekend als Theresienstadt. De vorige keer dat ik hier kwam, was dat ook onbedoeld. Ik bedoel: het was ook toen, net als nu, helemaal niet mijn intentie om er naartoe te gaan, het lag gewoon op de weg. Deze garnizoensstad is een gruwelijk, intriest oord. Ik heb echt geen zin om de site nog eens te bezoeken. Maar ik fiets toch even door het publieke deel. En bij de begraafplaats voor de poort van het afgesloten en betalende (!) gedeelte, houd ik halt voor wat je een bezinningsmoment zou kunnen noemen. Ik leg een keitje naast enkele andere op een van de grafstenen.


Half zes is het wanneer ik in Ústí nad Labem aankom. In het fietsersinformatiecentrum – er wordt hier zoals op vele andere plaatsen gemikt op fietstoerisme – word ik geholpen aan een overnachtingsplaats: er is nog een kamer vrij in Hotel na Rychtĕ. Omdat het restaurant er te lawaaierig is, ga ik de straat op, eet een hamburger en maak enkele foto’s, onder meer van de schots en scheve voorgevel van de kerk. Een jeugdbeweging is er bezig met een demonstratie metaalbewerking. Ik maak een wandeling door de verlaten brede straten van de stad, heb oog voor bizarre gebouwen die zijn ontsproten aan de zonder enige twijfel verwarde geesten van plaatselijke ‘hedendaagse’ architecten.