donderdag 20 juni 2019

graag Praag 23

190520


dag 16. Peine (D) – Rahden (D) – 165 km (b)

(Daar sta ik dan. Het is zes uur, er hangt een fikse regenbui in de lucht, de volgende stad van enig formaat ligt nog eens dertig kilometer verder. Of moet ik terug naar Uchte? – dat zou toch te gek zijn.)

Ik spreek een vrouw aan die net met haar jonge dochter thuiskomt. Zeer behulpzaam haalt ze haar smartphone boven. ‘Waarom kan die meneer niet in ons huis slapen, we hebben toch plaats genoeg?’ vraagt de kleine. Mevrouw fietst behoedzaam om die pertinente vraag heen – het zou haar vast en zeker een aangename avond hebben opgeleverd, met interessante conversatie – en zet mij zeer behulpzaam op weg naar het vijf kilometer verderop te velde gelegen viersterrenhotel Sachsenhof. Een kamer kost daar 79 euro, weet ze me nog te vertellen na consultatie van haar mobiel. Dat is niet weinig, maar veel keus heb ik niet en ik fiets naar het Sachsenhof. Het hotel blijkt volzet. ‘Dan zit ik met een probleem,’ zeg ik in mijn beste Pfaff-Duits tot de receptionist. Könnte sie mich bitte hilfen? Niet correct geformuleerd, maar de man verstaat mij. En waarlijk, hij schiet te hulp. Nog eens zeven kilometer verderop, aan de andere kant van Rahden, de oostkant, is er nóg een hotel. Nog chiquer dan dit. Daar kost een kamer geen 79 maar 97 euro. ‘Doe maar,’ zeg ik gelaten. De man belt en reserveert een kamer voor mij. Dat wordt een duur nachtje, maar dan toch tenminste eentje onderdak, overweeg ik terwijl ik zie hoe de donkere wolk die ik eerder al had waargenomen nu bijna recht boven ons hangt. Ik volg de richtlijnen van de receptionist om tot bij dat nog chiquere hotel te komen, waar een dure kamer en een ongetwijfeld dito maaltijd op mij wachten. Als er nog wonderen kunnen gebeuren in deze wereld, X, laat er dan nu een gebeuren – prevel ik, niet wetend hoe ik in godsnaam die X moet invullen. Ik voel nu de eerste lauwe druppels op mijn armen vallen. En uitgerekend op dat moment ontwaar ik een bijna volledig door struikgewas overgroeide wegwijzer met daarop het universele woord; ‘Pension’. Op vierhonderd meter, ter linkerzijde van de weg naar het poepchique en buitenbudgettaire hotel. Dit is een teken, concludeer ik nuchter en ik sla de zijweg in. Ik kom tegelijkertijd met een auto bij het pension. De bestuurder van de auto blijkt de eigenaar te zijn. Is 30 euro oké? Ja, dat is oké. Zonder factuur? Ja, natuurlijk, zonder factuur. Ik ben nog maar net binnen in een piepkleine kamer met elementair comfort en zonder uitzicht op een warme maaltijd vanavond noch een ontbijt morgen wanneer het onweer in alle hevigheid losbarst. Ik begeef mij dus nog maar eens aan het brood, de kaas en de salami. Water heb ik in overvloed uit de kraan.

Ik bekijk een documentaire over truckers die Europa doorkruisen met goederen die net zo goed ter plaatse zouden kunnen worden geproduceerd, maar door de wetten van vraag en aanbod is het nu eenmaal voordeliger om al die brandstof en manuren en koolstofuitstoot in deze transporten te investeren. De ene trucker moet vanuit Duitsland met geprefabriceerde ramen en deuren naar Mallorca. De andere tuft met auto-onderdelen naar een voorheen in Duitsland gevestigde maar nu naar Roemenië gedelokaliseerde fabriek. Dat komt goed uit, de man is zelf Roemeen en van een vrij uurtje kan hij gebruikmaken om eens bij zijn vader aan te lopen. Die vader zit daar nu al vele jaren alleen: hij is weduwnaar en al zijn kinderen zijn geëmigreerd. Die emigratie is een groot probleem trouwens, leer ik van de documentaire. Landen als Roemenië en Polen tellen honderdduizenden economische wezen, zoals ze worden genoemd: kinderen worden in hun thuisland achtergelaten door hun ouders, die in het Westen werken en maar eens om het half of hele jaar naar huis terugkeren. Op Mallorca produceert dan weer een Duitse ondernemer salade voor de Duitse markt. Hij heeft Roemeense arbeiders in dienst, al dan niet met kinderen in Roemenië, die hij 7,5 euro betaalt. Op de – voorzichtig gestelde – vraag of hij dat ethisch te verantwoorden vindt, antwoordt hij met een wedervraag: ‘Wat is het punt? Ik overtreed geen enkele Europese wet.’ Dat zal wel zijn, ja. Per krop gaat 10 eurocent naar het transport. Daar rijden dus al die vrachtwagens mee rond. Het is misschien naïef van mij te denken dat dit waanzin is, maar ik denk het toch.