190517
dag 13.
Ústí nad Labem (CZ) – Riesa (D) – 126 km
Om de
meander van Dĕčin af te snijden, kies ik de veel lastigere weg, onmiddellijk
vanuit Ústí, naar het noorden, naar de grensovergang bij Petrovice (CZ) en dan
Pirna (D). Dat scheelt toch een twintigtal kilometer. Ik begin te beknibbelen,
merk ik. De klim om uit Ústí weg te geraken is bijzonder zwaar. Maar het
landschap is mooi en ik heb geen last van de lamentabele fietspaden langs de
Labe. De streek heet hier Boheems Zwitserland – of is het Zwitsers Bohemen? In
het voorlaatste dorp voor de grens, Tisá, wissel ik in een kruidenierswinkel al
mijn Tsjechische munten in voor krachtvoer: plakkerige chocoladerepen, dat
soort dingen. De grensovergangszone doet met al zijn benzinestations en
brolwinkels denken aan de Zwarte Berg in ons Heuvelland, waar het ook een
consumentenkermis is. Een tot restaurant omgebouwd passagiersvliegtuig spant
qua aandachtopeiserij de kroon.
Onmiddellijk na de grens verhoogt het
fietscomfort aanzienlijk. Na een stevige afdaling voeg ik mij in Pirna terug
bij de rivier, die nu voorgoed Elbe zal heten en fatsoenlijke fietspaden naast
zich zal hebben met daarop – geen toeval! – veel meer fietsverkeer. Ik
freewheel dwars door Dresden en denk aan Mulisch en Klemperer. Over gindse
heuvelrug kwamen de eskaders aanvliegen en hier lieten ze hun dodelijke lading
vallen. Waarop de mensen die niet meteen het leven lieten naar de rivier
renden. Onvoorstelbaar is het. Dat is allemaal hier gebeurd. Wat verderop laat
ik mijn ketting oliën door een fietsmaker die net samen met zijn vrouw een kopje
koffie aan het nuttigen is op een tuinbank. Hij kan niet niets aanrekenen en
vraagt 1 euro voor de bewezen dienst. Ik zie bonte kraaien en een biddende
visarend (kan dat?).
Ik hoopte de 150 kilometer te halen vandaag, wat gezien
de gunstige wind zeker had moeten kunnen, maar in Riesa houd ik het na 126
kilometer voor bekeken. Ik betrek een kamer in het centraal gelegen Hotel
Sachsenhof, waar deze avond een bijeenkomst plaatsvindt van de plaatselijke
afdeling van Alternative für Deutschland. Doe ik aan projectie wanneer ik meen
een gespannen sfeer waar te nemen? Hoe dan ook, ik vlucht vlug de straat terug
op want het is nu opeens mooi en warm weer. Op de stoep voor het hotel staan
een paar stevige, in het zwart geklede mannen te roken. Er doolt nogal wat jong
volk rond in de verkeersvrije hoofdstraat. (…)
In een hip restaurant verorber
ik, met mijn rug naar het onvermijdelijke televisietoestel, kip met friet. Bij
het koppel-met-een-kind-van-tien naast mij heerst een bijzonder kille sfeer.
Koning Smartphone regeert. Dan ben ik nog liever alleen. Om kwart voor acht ben
ik al terug op mijn kamer, waar ik de notities maak op basis waarvan ik vandaag
(190614) dit reisverslag uitschrijf, de zenders op de tv nog eens afzap en
enkele bladzijden Magris lees. Er werd mij – nogal overbodig vind ik – op het
hart gedrukt slechts één van de twee eenpersoonsbedden in de kamer te beslapen.
Ik bekijk nog een documentaire over een stuk autostrade in het Ruhrgebied en
over autoracen in de jaren dertig. Een van de door het nazisme gefêteerde
snelheidsduivels kwam toen om het leven met zijn gestroomlijnde, zilverkleurige
Mercedesmachine doordat een plotse windstoot hem van het beton van een van de
nationaalsocialistische snelwegen schepte. Er is ook nog een tenenkrullende
danswedstrijd. Om half tien doe ik het licht uit.