zaterdag 15 juni 2019

graag Praag 19


190517

dag 13. Ústí nad Labem (CZ) – Riesa (D) – 126 km


Om de meander van Dĕčin af te snijden, kies ik de veel lastigere weg, onmiddellijk vanuit Ústí, naar het noorden, naar de grensovergang bij Petrovice (CZ) en dan Pirna (D). Dat scheelt toch een twintigtal kilometer. Ik begin te beknibbelen, merk ik. De klim om uit Ústí weg te geraken is bijzonder zwaar. Maar het landschap is mooi en ik heb geen last van de lamentabele fietspaden langs de Labe. De streek heet hier Boheems Zwitserland – of is het Zwitsers Bohemen? In het voorlaatste dorp voor de grens, Tisá, wissel ik in een kruidenierswinkel al mijn Tsjechische munten in voor krachtvoer: plakkerige chocoladerepen, dat soort dingen. De grensovergangszone doet met al zijn benzinestations en brolwinkels denken aan de Zwarte Berg in ons Heuvelland, waar het ook een consumentenkermis is. Een tot restaurant omgebouwd passagiersvliegtuig spant qua aandachtopeiserij de kroon. 



Onmiddellijk na de grens verhoogt het fietscomfort aanzienlijk. Na een stevige afdaling voeg ik mij in Pirna terug bij de rivier, die nu voorgoed Elbe zal heten en fatsoenlijke fietspaden naast zich zal hebben met daarop – geen toeval! – veel meer fietsverkeer. Ik freewheel dwars door Dresden en denk aan Mulisch en Klemperer. Over gindse heuvelrug kwamen de eskaders aanvliegen en hier lieten ze hun dodelijke lading vallen. Waarop de mensen die niet meteen het leven lieten naar de rivier renden. Onvoorstelbaar is het. Dat is allemaal hier gebeurd. Wat verderop laat ik mijn ketting oliën door een fietsmaker die net samen met zijn vrouw een kopje koffie aan het nuttigen is op een tuinbank. Hij kan niet niets aanrekenen en vraagt 1 euro voor de bewezen dienst. Ik zie bonte kraaien en een biddende visarend (kan dat?). 


Ik hoopte de 150 kilometer te halen vandaag, wat gezien de gunstige wind zeker had moeten kunnen, maar in Riesa houd ik het na 126 kilometer voor bekeken. Ik betrek een kamer in het centraal gelegen Hotel Sachsenhof, waar deze avond een bijeenkomst plaatsvindt van de plaatselijke afdeling van Alternative für Deutschland. Doe ik aan projectie wanneer ik meen een gespannen sfeer waar te nemen? Hoe dan ook, ik vlucht vlug de straat terug op want het is nu opeens mooi en warm weer. Op de stoep voor het hotel staan een paar stevige, in het zwart geklede mannen te roken. Er doolt nogal wat jong volk rond in de verkeersvrije hoofdstraat. (…) 


In een hip restaurant verorber ik, met mijn rug naar het onvermijdelijke televisietoestel, kip met friet. Bij het koppel-met-een-kind-van-tien naast mij heerst een bijzonder kille sfeer. Koning Smartphone regeert. Dan ben ik nog liever alleen. Om kwart voor acht ben ik al terug op mijn kamer, waar ik de notities maak op basis waarvan ik vandaag (190614) dit reisverslag uitschrijf, de zenders op de tv nog eens afzap en enkele bladzijden Magris lees. Er werd mij – nogal overbodig vind ik – op het hart gedrukt slechts één van de twee eenpersoonsbedden in de kamer te beslapen. Ik bekijk nog een documentaire over een stuk autostrade in het Ruhrgebied en over autoracen in de jaren dertig. Een van de door het nazisme gefêteerde snelheidsduivels kwam toen om het leven met zijn gestroomlijnde, zilverkleurige Mercedesmachine doordat een plotse windstoot hem van het beton van een van de nationaalsocialistische snelwegen schepte. Er is ook nog een tenenkrullende danswedstrijd. Om half tien doe ik het licht uit.