dag 6 *
Leipheim (D) – Ingolstadt (D) – 138 km (b)
Mijn hoofd
wordt leeggewaaid. De aandacht die ik overhoud, moet ik mobiliseren om de weg
in de gaten te houden. De juiste richting vinden is niet moeilijk: ik volg
gewoon het fietspad stroomafwaarts langs de Donau. Mocht ik daarmee niet tijdig
stoppen, ik beland bij de monding in de Zwarte Zee. Af en toe ligt het fietspad er
zeer goed bij, en slingert het zich mooi door het dal, ver van het autoverkeer.
Maar de bestrating is niet altijd gelijkvormig. Vaak is het pad onverhard en moet
ik tussen putten en plassen door laveren. Maar de
Donau-Fahrradweg levert vooral omwegen op. Het is uitgetekend voor lokale slenteraars, niet
voor langeafstandsfietsers. Daarom verlaat ik het op den duur.
Zo kom ik op rechte, perfect bollende wegen. Met de
wind in de rug maak ik gemakkelijk kilometers. Maar hier komt concentratie toch
ook van pas. Meestal zijn de autobestuurders galant. Ze rijden in een wijde
boog om je heen. Maar soms hoor je er die zo snel achter je aan komen dat je
hoopt dat ze niet op een smartphone zitten te tokkelen waardoor ze je niet tijdig
zien en je in het decor scheppen, om vervolgens uiteraard vluchtmisdrijf te
plegen. Ik probeer die angst van mij af te zetten.
Ik drink
een limonade in … en een latte in … Ik denk, ik schrijf het vanavond wel op
waar dat was, maar dat vergeet ik en kijk, nu blijken die plekken oningevuld:
ik kan me niet meer herinneren waar het was. In die tweede plaats (‘…’) word ik
overvallen door een vlaag van nostalgie. De setting, met de manier waarop de
tafeltjes geschikt zijn, het speciale koffietje en een je ne sais quoi dat misschien door een vaag gevoel van eenzaamheid
is ingegeven, doet mij aan Vieste
denken, waar ik ooit (...); ik denk in ‘…’
terug aan een verloren geluk.
Picknicken
doe ik bij het oorlogsmonument van Wertingen of Mertingen, ik wil het kwijt,
tegenover het gemeentehuis. Het is op het middaguur en een voor een verlaten
ambtenaren het gebouw. Het zijn allemaal vrouwen, stuk voor stuk erg
rondboezemig – wat me aan het fantaseren zet over de selectieprocedures die hier
door het plaatselijke bestuur worden gehanteerd. Oorlogsmonumenten, dat is een
hoofdstuk apart: die herdenkingsstenen met alle namen uit het dorp in kwestie van
de gesneuvelden tijdens de twee grote, door Duitsland zelf aangerichte,
wereldbranden. Altijd interessant om te zien welke formuleringen worden
gebruikt. Het gaat van het ingetogen ‘Den Toten zu ehren / den Lebenden zur
Mahnung’ tot het toch ietwat triomfalistische gebruik van het woord ‘Helden’.
Die kwalificatie betreft dan de schier eindeloze in steen gekapte stoet van
namen van mannen die van hier kwamen, waarbij ‘hier’ staat voor tot en met het
onooglijkste dorp in Duitsland, en die in gindse loopgraaf, hinderlaag of
aanvalsactie een zinloze dood stierven. In Tsjechië zou ik een steen te zien
krijgen met portretfoto’s van de gevallenen. Dat maakte het nog concreter dan enkel
die namen.
In
Ingolstadt is het even zoeken naar een hotel. Meteen nadat ik me heb
ingeschreven in een driesterrenhotel aan de Münchener Straβe, net buiten de stad, zie
ik een bord met daarop een hele reeks wellicht goedkopere overnachtingsmogelijkheden.
Ik koop – om mijn reisbudget wat in evenwicht te houden – een meeneempizza bij
de Italiaan aan de overkant en eet hem op mijn kamer op terwijl ik naar het
nieuws op de ZDF kijk en naar Das
perfecte Dinner, een kookwedstrijd voor mensen die elkaar niet kennen maar die
toch bij elkaar op bezoek gaan om de gastheer of -vrouw van de avond op zijn of
haar kook- en ontvangstmerites te beoordelen. Uiteraard leidt dit tot een
aaneenschakeling van pijnlijke stiltes en gênante situaties, waarmee Das perfecte Dinner meer
uitlachtelevisie is dan een kookprogramma.