190520
dag 16. Peine (D) – Rahden (D) –
165 km (a)
In dit
chique hotel – waar onder meer de plaatselijke Rotary en ‘Soroptimist International’
samenkomen, zoals blijkt uit de plakkaatjes die naast de voordeur aan de gevel
zijn opgehangen – ontbijt ik als enige in de enorme, met buitengewoon veel hout
beklede gelagzaal. Ik mag mij à volonté, zij het wel onder het waakzaam
toeziend oog van een allervriendelijkste serveuse, bedienen van kazen,
charcuterieën, zoetigheden en een voortreffelijke portie roerei.
De
voormiddag gaat op in het ronden van Hannover. Koekoeken hoor ik hier niet
meer. (Ik heb ze bijgehouden, ik heb er al veertig keer een gehoord.) Achteraf
gezien had ik er beter dwars doorheen kunnen fietsen, door Hannover bedoel ik,
want nu heb ik meer dan mijn handen vol met het vinden van mijn weg in het
netwerk van wegen die van en naar deze grote Duitse stad lopen. Het ene
verkeerslicht volgt het andere op, ik moet gebruik maken van vaak erg slechte
fietspaden en daarnaast nog oog hebben voor de honderden auto’s die hier over
de wegen razen. Ik doe wat inkopen in een supermarkt. Op de parking staat weer
zo’n Spargel-kraam, zoals ik er ondertussen al vele tientallen heb
gezien. Ik picknick in Horst (…). Voor mij staan drie hengsten elk in een
afzonderlijke wei. De middelste is geblinddoekt. Ze worden een voor een
opgehaald door een jonge vrouw, te beginnen met de verst van mij verwijderde.
Wanneer ook de geblinddoekte middelste aan een leiband wordt meegetroond,
begint de overgebleven meest nabije hengst zenuwachtig op zijn kleine weide
heen en weer te draven. Schrik om alleen achter te blijven? Tot ook hij wordt
opgehaald. Een buizerd vliegt op met iets in zijn bek. Een muis?
Ik stuur
een sms naar Johan en verneem dat zijn schaap, Blauwke, niet voor Gwendolyn
Rutten gaat stemmen omdat hij, Blauwke dus, zegt Johan, geen doener is maar een
denker! Brigitte dan weer laat weten dat ik niets gemist heb door het hele
verkiezingscircus aan mij te laten voorbijgaan. We spreken af om elkaar nog vóór
verkiezingszondag terug te zien om ons eens lekker gezellig gezamenlijk te
ergeren aan het grote debat.
Om half
vijf sta ik in Uchte aan de deur van een hotel dat maar om half zes opengaat.
Wat doet een mens die al 140 kilometer gereden heeft dan? Nog 25 kilometer
verder rijden natuurlijk, tegen een steeds harder blazende tegenwind in, erop
rekenend dat er in Rahden, dat er op de kaart alvast minstens even groot
uitziet als Uchte, ook een hotel zal zijn.
Quod non! Daar sta ik dan. Het is zes uur, er hangt een fikse regenbui in de
lucht, de volgende stad van enig formaat ligt nog eens dertig kilometer verder.
Of moet ik terug naar Uchte? – dat zou toch te gek zijn.