wolkenfragmenten uit Leen Huet, Eenoog
3367
Nu zie ik het mooiste. De bovenkant
van de wolken. (24)
3368
Maar het licht dat de wolken
kleurt is ook het licht dat op de stoep valt. (25)
3369
De koude wind heeft alle wolken
weggejaagd, de oude brug spiegelt zich helder en gedetailleerd in de Arno. (77)
3370
Ik heb de volle kracht ervaren van
een wankelend genie dat een Zuid-Frans veld, bomen en wolken schilderde
als kolkende onbeheersbare krachten.
(97)
3371
Alleen maar die hoek van rotssteen,
de boerse lijnen van dat reliëf, grijs in grijs, een parallellogram van oker
voor de tuinmuren, een veeg grijsblauw voor de lucht, eerst maar eens dat diepe
koningsblauw aanlengen, de wolken gewoon het papier zelf. (98)
3372
Fientje leunt achterover in de hoek
van haar moeders arm, nestelt zich met al de kracht van haar compacte gewicht
en staart naar de wolken. (100)
3373
En wanneer ik opnieuw neerkijk op
de wolken en de landschappen daaronder, zal ik lijken op een van die
personages in plafondschilderingen, een wasvrouw die zich over een balustrade
buigt, een vrouw die haar roodblonde haren laat drogen, geflankeerd door een
tam aapje genaamd Hoofse Liefde. (162-163)
3374
(…) ik wou dat ik
elk detail van dit moment, elk geluid, elke wolk die overdrijft kon
onthouden en bewaren. (172)
3375
En de deur is gesloten, ze gaat pas
deze namiddag open, dan hang ik al boven de wolken. (174)