maandag 5 september 2016

de zomer van 2016 – 71



Noordoost 14 - naschrift

4 september

Ik ben nu alweer meer dan twee weken thuis, en dat is langer dan ik ben weggeweest – ook al lijkt het veel korter. Ik heb mijn notities geredigeerd en op mijn blog geplaatst. De foto’s geselecteerd, bewerkt. De hele film – zo wil dan het cliché – van de reis die ik heb gemaakt opnieuw laten afrollen. En natuurlijk heb ik zelf ook de indruk dat het niet zo’n succes was. Alleen al omwille van het eenvoudige feit dat ik een heel andere reis maakte dan oorspronkelijk gepland: Noord- in plaats van Zuid-Duitsland om te beginnen, maar ook de helft korter dan voorzien, ook in tijd natuurlijk.

Er zijn zeker plezierigere reisherinneringen denkbaar. In mijn herinnering en mijn door herinnering gevoede verbeelding spelen ze zich vooral in zuiderse landen af, in Frankrijk en Italië vooral. De geneugten van een Provençaals platanenplein, tikkende ballen en een pastisje in de knuist. Samen met vrienden de ingrediënten voor een copieuze maaltijd aankopen, uiteraard op het plaatselijke marktje op datzelfde plein, en dan in de keuken staan en… aan tafel! Eindeloos filosoferen tot een stuk in de nacht onder een milde sterrenhemel. ’s Ochtends vroeg, terwijl iedereen nog slaapt, een eerste lijntje trekken in het zwembad, niet met cocaïne natuurlijk maar wel zonder zwembroek, terwijl je over de rand uitkijkt op de bergketen aan de einder, nog gehuld in de nevelen die straks zullen verdampen wanneer de zon weer volop gaat schijnen. En dan alles klaarzetten voor een stevig ontbijt: sterke koffie, vruchtensap, eieren, vers brood, echte boter, kaas, uitgelezen confituren. Een ingetogen bezoek aan een Romaans kerkje, de koelte daarbinnen, de naïef verbeelde godsvrucht van vroege middeleeuwers op de kapitelen. Een wandeling over een Bretoense klip, de oceaan bijna onhoorbaar bulderend in de diepte, of tussen de cipressen langs een Toscaanse grindweg, nog voor de siëstahitte inzet. De lange tocht van ochtendkoffie en dorstlessend sprankelend water, over het eerste aperitief en dan die fles gerijpt rood bij het eten, tot de allerlaatste neut voor het slapengaan. Vakantie!

Neen, dan dat sombere relaas. Zwoegen op de fiets in Duitsland – wat doe ik mezelf aan? En waarom?

Ik heb geen moeite om toe te geven dat mijn relaas nogal somber is. Hoe het komt? Zo slecht was die reis nu ook weer niet. Ik bekijk het neutraal en vind dat reizen niet noodzakelijk tot een aaneenrijging van pretmomenten moet leiden. Ik heb veel gezien en geleerd. Ik heb Duitsland beter leren kennen. Dat mocht wel eens: het is een al te lang door mij verwaarloosd buurland. Maar het is ook een saai land, toch dat deel ervan dat ik heb bereisd. Mecklenburg-Vorpommern, godbetert. (En nu stemmen ze daar nog eens extreem-rechts ook, op een partij die schaamteloos alle vluchtelingen verkrachters noemt. Correctie: ik had het hier eerder over de partij NPD (Nationaldemokratische Partei Deutschlands), maar het moest AfD zijn, Alternative für Deutschland – zij zijn het die nu van nul naar twintig procent stijgen en Angela Merkel, die net in China samen met negentien andere belangrijkste regeringsleiders het klimaatakkoord aan het bekrachtigen was, voor een groot probleem plaatsen.) Saaiheid kent maar één schakering en dat laat zich moeilijk vertellen. De ervaringen van overdag die mij ’s avonds, bij het maken van mijn notities, waren bijgebleven, bleken vooral deze die uit die eentonigheid naar voren sprongen en dat waren dan meestal de dingen die afweken en die ik op de een of andere manier als hinderlijk had ervaren.

Le bonheur se raconte mal. Maar het was er wel, dat geluk. De roes van het zich gelijkmatig voortbewegen, de overwinning op het eigen lichaam. De zon na een grijze dag. De kennismaking met nieuwe en onbekende landschappen. De kleur van sommige huizen en van de chicoreibloemen in de berm, het gefluit van de buizerd en het getrompetter van de kraanvogels, een vriendelijk woord. De twee brikjes fruitsap van eenvoudige mensen in Selters, de gastvrijheid van de mensen op Camping Schonsee, de aanmoedigende schouderklop in de buurt van Gotha, de man in Anklam die mij de schuilkelder aanwees die ervoor had gezorgd dat hij toch nog een leven had gekregen – en de ontroering die dat in mij teweegbracht.

Dat is heel veel, maar het is te weinig. De taal zat mij vaak in de weg. En niet alleen omdat ik voortdurend dat scanderen erin hoor of omdat ik hem niet spreken kan. Ik wil niet te vlug veralgemenen, maar die Duitsers hebben een lastige verhouding met hun taal. Taal dient – normaal gesproken – om de werkelijkheid te benaderen en dichter te brengen. Wie die werkelijkheid juist evoceert, spreekt waarheid. Wie dat niet doet, liegt of vergeet. De Duitsers hebben een lastige verhouding met de werkelijkheid. Ze kijken graag weg, heb ik de indruk. Zeker in Oost-Duitsland: daar hebben ze in een halve eeuw twee keer moeten vergeten. Neen, drie keer. Ze hebben de oorlog moeten vergeten, de gruwel maar ook welke rol ze daarin zelf gespeeld hebben; ze hebben het communisme moeten vergeten en daarin hun eigen slaafsheid en deelname aan het georganiseerde afbreken van het onderlinge vertrouwen dat in een gezonde mensengemeenschap moet heersen; en dan nog moeten – of willen – ze ook nog eens vergeten dát ze dit alles vergeten. Het duurt nog wel een tijd voor die verkreukelde relatie met de waarheid helemaal zal uitgevlakt zijn. In de vernielde steden kan zoiets nooit het geval zijn: in elk wederopgebouwd Duits stadscentrum blijft de verwoesting schrijnen. En dan komt daar nu nog eens de algemene onzekerheid bij die ook wij, die geen nazisten of Ossi’s geweest zijn kennen: het milieu, de bedreigde welvaart, de vluchtelingencrisis. Schaffen wir das? Wirklich?, vraagt iemand op fluistertoon.

(En dan zie ik nu, terwijl ik dit schrijf, op de website van de AfD dat ze de oproep Mut zur Wahrheit! als slogan voeren.)

Dat Frankrijk mij beter ligt dan Duitsland – opnieuw: ik hoed mij voor overhaaste veralgemeningen – heeft zeker ook te maken met de landschappen. En met de wegen. Fietsen in Duitsland is geen sinecure. Het is wat mij betreft niet voor herhaling vatbaar.

Natuurlijk ben ik niet met de juiste instelling vertrokken – dat is ook een oorzaak van mijn, hoe zal ik het zeggen, minder geslaagde reis. Ik ben mij daarvan bewust. De beslissing was negatief gemotiveerd en overhaast. Ik vertrok min of meer onvoorbereid. Mentaal onvoorbereid, bedoel ik. Er was geen fase van opbouw van het verlangen aan voorafgegaan, een fase van zelfovertuiging. Mijn reis had zelfs iets van een vlucht. Ik wou meer wég zijn dan ergens heen. Ik wou aan deze zomer een concrete herinnering bewaren in plaats van het overmogen om hem van andere zomers te onderscheiden. In dat opzet ben ik wel geslaagd, denk ik.

Zoals de zin van het ware reizen meer ligt in de reis zelf dan in de bestemming, zo ligt die zin al evengoed in wat je met de herinnering aan de reis doet. Evengoed in de verwerking als in het beleven zelf. En waar écht reizen bijna per definitie een solitaire aangelegenheid is, kan het delen van de reiservaring dat ongemak tot op zekere hoogte compenseren. Op voorwaarde dat het oprecht gebeurt, ook met de mindere verhalen. Aan een diavoorstelling met alleen maar weergaloze berglandschappen heeft niemand iets.