dinsdag 13 september 2016

& 56


MAAKLOON

Was ik aan het loket blijven wachten tot alle dagjesmensen vóór mij in de rij hun ingewikkelde vervoerbewijzen hadden verworven, dan had ik mijn trein gemist. Ozonkaartjes, dagtrips, elke leeftijd zijn tarief – er zou van minder een opstopping ontstaan. Op het perron beloont de conducteur mijn spurt met het openhouden van de laatste treindeur. Ik dank hem daarvoor. En meld meteen dat ik nog geen kaartje heb.

Wat later komt hij langs. Hij rekent mij tachtig frank méér aan dan ik gewoon ben te betalen. Wanneer ik verbaasd opkijk, heeft hij het over een ‘maakloon’. Ik maak hem duidelijk dat ik niet wens op te draaien voor de ontoereikende dienstverlening aan de loketten. Waarop de conducteur mijn identiteitskaart vraagt.

Een halfuur later komt hij aanzetten met een formulier C 170: ‘Vaststelling van een onregelmatigheid “Reizigers”’. En daarop, in de rubriek ‘Feiten’: ‘Heeft op het perron verwittigd. Weigert te betalen met maakloon.’ De boete, waarover nog met geen woord is gerept, blijkt, alle verhoudingen in acht genomen, buitensporig.

Ik blijf, desnoods tegen beter weten in, een pleitbezorger van het openbaar vervoer. Dit stukje is geen pleidooi om de grillen van het spoor te ruilen voor het geduld dat de modale filerijder dient op te brengen. Intussen belonen de Spoorwegen mijn loyauteit met een boete van duizend frank. Een rond bedrag, voorgeschreven in een vierkante reglementering.

Deze column verscheen twintig jaar geleden in De Standaard van 9 augustus 1996