wolkenfragmenten
uit Guy de Maupassant, Op een lenteavond
2058
Toen ik mijn ogen weer opende, was de maan onder, de hemel
vol wolken. (66)
2059
Een koude wind veegde de wolken weg en achter hen,
hoger, twinkelden talloze sterren. (75)
2060
Al enige tijd had vorst de grond verhard en maandag tegen
een uur of drie voerden grote zwarte wolken sneeuw uit het noorden aan,
die ononderbroken de hele avond en de hele nacht viel. (94)
2061
Een grauw licht sijpelde door de grote donkere en zware wolken
die het witte land nog stralender maakten, waar nu eens een rij grote bomen
verscheen, bedekt met ijzel, dan weer een huisje met een muts van sneeuw. (96)