Gisteren
fietste ik nog eens door de Populierendreef. Dat is voor mij een belangrijke straat
omdat daar mijn ouderlijke huis stond. Staat, eigenlijk, want het staat er nog.
En ja, het is nog altijd mijn ouderlijke huis – dat zal het altijd zijn. Zelfs
als het zou worden afgebroken.
De
Populierendreef is een groene straat, een van de laatste van de bebouwde wereld.
Er ligt, parallel, nog één straat achter en dan begint het Ryckeveldebos.
Ongeveer alle percelen aan de Populierendreef zijn nu ingenomen. Dat was anders
toen mijn ouders, en ik dus ook, er in 1964 kwamen wonen. Toen stond het huis
dat ik nu dus mijn ouderlijke huis noem omdat ik er tot mijn achttiende bleef
er ongeveer alleen. Het was een niet al te groot, vrijstaand huis. Daarmee
bedoel ik: het stond midden op het perceel, er was dus tuin rondom. De huizen
in de straat die er later zijn bijgekomen, zijn allemaal groter. Sommige zijn
echt chique villa’s. Mijn ouderlijke huis valt er nu wat bescheiden bij uit.
Een maand of
drie geleden, toen ik net als gisteren door de Populierendreef fietste – ja, ik
fiets wel vaker door de Populierendreef, hoe zou dat komen? –, zag ik dat mijn
ouderlijke huis te koop stond. Ik nam mij voor om eens naar het vastgoedkantoor
te bellen om te informeren wat het moest kosten, maar ik deed dat uiteindelijk
niet. Wat maakt het uit of het nu 250-, 300- of 350-duizend kost? Of misschien
nog meer? Het blijven getallen. Het huis ging snel van de hand want een
week of drie later was er al een strook papier met daarop in kapitalen het
woord ‘verkocht’ schuins op het plakkaat geplakt. En nu, gisteren dus, waren ze
in het huis aan het kappen en boren en slijpschijven. Ik hoorde het toen ik er
passeerde. De poort van de garage stond open, ik kon binnen het stof zien
opwaaien.
Moest ik stoppen om aan de werklieden te vragen of ik het huis nog eens mocht zien? Ze zouden het vast wel begrijpen als ik hun zou uitleggen dat dit mijn ouderlijke huis was, en dat ik er zoveel herinneringen had, die ik nog eens wou… Ja, wat eigenlijk? Wat wou ik met die herinneringen doen? Ophalen? Toetsen? Vergeten? Het was me helemaal niet duidelijk wat ik daar eigenlijk te zoeken had.
Ik
dacht aan dat plakkaat en de papierstrook erop. En ik besefte dat ik, als ik
hier naar binnen zou gaan, een laag op dat verleden zou leggen, waardoor dat
verleden zich nog verder zou terugtrekken omdat de beelden die ik als kind van
mijn ouderlijke huis had bewaard, en van mijzelf daarin, zich zouden
terugtrekken achter het beeld van een huis in verbouwing. En dat wilde ik niet
en dus fietste ik door.