zondag 25 september 2016

los ingeslagen 330 / droom # 98-99


1 maart 2002

(…)

*

T. komt thuis met 4 op 10 voor ‘speling’.

*

Na de KBS stuurt nu ook Ludion gedaan werk terug. Een signaal?

*

Ik bekijk een kwartiertje lang het fotoalbum ‘najaar 1989-voorjaar 1990’. Van de baby die opeens opduikt, weet ik alleen maar door de datum wie het is: T. Waarmee ik wil zeggen: ik heb geen spontane hersengestuurde koppeling tussen die bepaalde concrete beelden (dat gezichtje, die kleertjes, die haarkleur, die situaties waarin ik ooit die foto’s heb gemaakt) en die bepaalde identificering (nochtans slechts één kans op twee).

*

Droom (van enkele nachten geleden; de klassieke droom): voetbalmatch met Wit-Zwart, Pascal L., etc… Ik ben te laat, moet nog mijn voetbalschoenen zoeken, enzovoort…

*

Droom (vannacht; al even archetypisch, maar niet klassiek): ik ga een reis maken met een groot cruiseschip (zal wel het huwelijksbootje zijn, zeker?), moet ook nog allerlei gerief bij elkaar zoeken, veroorzaak vertraging, enzovoort…

*

(…)

*

Don DeLillo, Witte ruis (115): ‘Zij beweert dat mijn dood een groter gat zou nalaten in haar leven dan haar dood zou nalaten in het mijne. Dat is het niveau van onze conversatie. De relatieve omvang van gaten, afgronden en kloven. We hebben serieuze woordenwisselingen op dat niveau. Zij zegt dat haar dood dan misschien een groot gat zou nalaten in mijn leven, maar dat mijn dood in het hare een afgrond zou nalaten, een groot gapend ravijn. Ik counter met een peilloze diepte of leegte. En zo gaat dat door tot in de nacht. Die woordenwisselingen lijken op het moment zelf nooit idioot. Zodanig is de veredelende kracht van ons onderwerp.’

*

Na het minivoetbal gaan we naar De Phare (Café Tuinbos is gesloten). Het is er gezelliger (of levendiger), maar de gesprekken blijven (…): met D. over computers, met S. over zijn atelier, een evaluatie van de kwaliteit van ons voetbal (‘het keren van het blad’). L. blijft ijzig afwezig. Op een gegeven ogenblik komt J. binnen: zijn verborgen leven?

*

Om half twee thuis. Ik ben klaarwakker, besluit nog wat te lezen. Realiseer me met grote helderheid de vraag: ‘Waar zijn de afgelopen vijf jaar, tussen mijn 35ste en 40ste, heen? Wát in godsnaam heb ik ermee gedaan?’

*

Ik denk na over de herschikking van mijn bibliotheek, waar ik op een paradoxale manier naar verlang. (‘Paradoxaal’ omdat die herschikking ongetwijfeld tot een vermindering van het aantal boeken zal leiden – en dat voor iemand die altijd min of meer krampachtig naar een vermeerdering van het aantal boeken in zijn bibliotheek heeft gestreefd.) Ik overweeg dat ik bij die herschikking drie categorieën kan hanteren:
                1. niet te missen, waardevol;
                2. zal ik misschien ooit nog eens lezen;
                3. heeft voor mij geen waarde meer.
De vraag is natuurlijk: Wat is, in dezen, waarde? Hoe definieer ik dat? Moet ik elk boek afzonderlijk door mijn handen laten gaan en evalueren? Ja, misschien moet ik dat wel eens doen…