4 december 2001
Bij Mulisch heb ik het niet, wel bij Yourcenar: als ik
haar lees, krijg ik zin om zelf te schrijven. Zij staat mij nader. Ik kan mij
ook voorstellen dat ik dit boek ooit zal herlezen; bij De ontdekking van de hemel is dat nagenoeg ondenkbaar, en niet
alleen omwille van de omvang van dat boek. Uit Archieven uit het Noorden:
121: ‘Deze twee bijna sacrale gebeurtenissen zouden goed
staan aan het begin van de biografie van een groot man. Maar Michel-Charles is
geen groot man. Ik zou hem als een doorsnee mens kenschetsen, indien de
ervaring ons niet leerde dat er geen doorsnee mensen zijn. Ze leert ons ook dat
iedereen in de loop van zijn leven een reeks initiatieproeven doormaakt.
Degenen die ze welbewust ondergaan zijn zeldzaam, en vergeten in de regel snel.
En degenen die ze zich bij wijze van uitzondering herinneren, zijn dikwijls
niet in staat er profijt van te trekken.’ (Wat betekent profijt trekken uit het
zich herinneren van initiatieproeven? En wat zijn de initiatieproeven in mijn
leven?)
123: ‘Men zal me zeggen dat elk voorwerp aanleiding zou
kunnen geven tot […] overpeinzingen. Ik zal dat niet ontkennen.’ (Cf. ‘…deze
twee doeken, waarop de voorwerpen minstens net zo belangrijk zijn als de
levende wezens.’ (149))
125: ‘…een diepzinnige overpeinzing die, tot uitdrukking
gebracht, slechts op gemeenplaatsen uitloopt…’ (Wie zich, bij het hebben en
nadien uitdrukken van zijn overpeinzingen, enkel tot zichzelf, het schijnbaar
individuele, beperkt, geraakt niet verder dan het meest algemene, het voor
iedereen herkenbare: de gemeenplaats. Pas wanneer individualiteiten
(particulariteiten) tegen elkaar worden afgewogen, met elkaar in botsing worden
gebracht, kan er een vonk ontstaan, iets nieuws, iets wat niet onmiddellijk
door een ander persoon die daar belangstelling voor weet op te brengen kan
worden herkend, en wat dus voor die persoon mogelijk interessant is.)