I:787-798
Marcel moet tijdelijk het gezelschap van Saint-Loup
ontberen. Bovendien wordt hij alsmaar zieker, wat hem gevoeliger maakt voor de
verwikkelingen die eigen zijn aan de fase van de adolescentie waarin hij nu is
aanbeland: hij heeft de neiging overal Schoonheid te zoeken (met hoofdletter)
en die dan ook te vinden. Ook in zaken of personen die op het eerste gezicht een
dergelijke kwalificatie niet verdienen.
Het is op dat moment dat Marcel op het einde van de
boulevard een groepje jonge meisjes ziet opdagen. Met hun warrelende bewegingen
doen ze hem aan een zwerm meeuwen denken. Een houdt een fiets aan de hand, twee
dragen golfsticks. En ze zijn allemaal fleurig gekleed. Het is het moment van
de dag dat de mensen graag over de dijk flaneren, goed wetend dat ze gekeurd
worden door wie op de zijdelings opgestelde banken zit toe te kijken. De
meisjes bewegen zich avec la maîtrise de
gestes que donne un parfait assouplissement de son propre corps et un mépris
sincère du reste de l’humanité (789:28-30), en ze wijken voor niemand als
vormden zij samen een machine die, eens op gang gebracht, niet meer te stoppen
is.
Marcel vraagt zich af hoe het komt dat ál deze meisjes mooi
zijn. Waarschijnlijk speelde het als criterium bij de vorming van hun groep? Of
was het doordat zij behoren tot een sociale klasse waar ruimte is voor
lichaamscultuur?
Het moment duurt voor Marcel aanvankelijk te kort om al zijn
aandacht naar één van de meisjes te laten uitgaan: hun uiterlijke kenmerken
vloeien in elkaar over comme une musique
où je n’aurais pas su isoler et reconnaître au moment de leur passage les
phrases (790:10-12) – de schoonheid die hij ervaart blijft un flottement harmonieux, la translation
continue d’une beauté fluide, collective et mobile (790:19-21). Wat
verderop (na de identificatie van individuele trekken) wordt deze indruk van
eenheid herbevestigd: het groepje vormt un
tout aussi homogène en ses parties qu’il était différent de la foule au milieu
de laquelle se déroulait lentement leur cortège (793:38-40).
Die identificatie van individuele trekken komt op gang
doordat er een van de meisjes uit de band springt door met een frivole sprong
een oude man aan het schrikken te brengen. Zij trekt Marcels aandacht met haar
groene ogen waarin hij une timidité
honteuse et fanfaronne (‘vrijpostig’; 792:15) bespeurt. Stilaan kan Marcel alle
meisjes eigen trekken aangemeten. Hij vangt uit hun gesprek een – naar zijn
smaak – vulgaire uitdrukking op (vivre sa
vie (793:9)) en komt tot de veronderstelling dat deze meisjes les très jeunes maîtresses de coureurs
cyclistes (793:13) zijn. En tous cas, dans aucune de mes
suppositions, ne figurait celle qu’elles eussent pu être virtueuses. (793:14-15)
En hij baseert zijn oordeel niet op een vluchtige waarneming, zoals hij er soms
heeft ten aanzien van passantes
vanuit het rijtuig van Mme de Villeparisis, wanneer hij vanuit een detail als
het ware het volledige beeld moet reconstrueren dat dan ook – hoe kan het
anders – vaak fout is. Neen, hier heeft hij de kans om de meisjes vanuit
meerdere hoeken waar te nemen, wat hem toelaat om het geheel juist samen te stellen, waardoor het
mogelijk wordt pour voir subsister en
eux, à travers les expressions successives, quelque chose d’inaltérablement
matériel (797:29-31). Dat maakt de indruk van onbereikbaarheid van deze
meisjes en het geheimvolle plezier dat ze lijken te beloven, voor Marcel
compleet. Ja, het ziet er zelfs naar uit dat hij zal moeten sterven sans avoir jamais su ce qu’était cet autre
plaisir (798:11).
Marcels bijzondere aandacht gaat uit naar het meisje met de
fiets aan de hand, een brune aux grosses joues (793:41-43). Hij ervaart
een grote kloof tussen zijn eigen leefwereld en haar monde inhumain, een inaccessible
inconnu où l’idée de ce que j’étais ne pouvait certainement ni parvenir ni
trouver place (794:2-3). Zo groot is het verschil in Marcels
aanvoelen, dat hij een astronomische vergelijking nodig heeft om het te duiden:
het is alsof dit meisje van een andere planeet komt. En toch, hoe vreemd ook, is
dit meisje een mens; de glans in haar ogen is niet iets louter materieels maar
ook een vertaling van ses désirs, ses
sympathies, ses répulsions, son obscure et incessante volonté (794:28-29).
Deze combinatie van absolute vreemdheid en herkenning doet in Marcel een groot
verlangen ontstaan, het opent zijn wereld, die tot nu toe in zichzelf besloten
was. Ook hier krijgt dus, net als bij het madeleinekoekje, een kleine
gebeurtenis bijzonder grote gevolgen: in de aanblik van de passerende meisjes
opent zich een hele wereld. Et c’était par conséquence toute sa vie
qui m’inspirait du désir; désir douloureux, parce que je le sentais
irréalisable, mais enivrant, parce que ce qui avait été jusque-là ma vie ayant
brusquement cessé d’être ma vie totale, n’étant plus qu’une petite partie de
l’espace étendu devant moi que je brûlais de couvrir, et qui était fait de la
vie de ces jeunes filles, m’offrait ce prolongement, cette multiplication
possible de soi-même, qui est le bonheur. (794:31-39) De pijnlijke
vermindering, die het gevolg is van het besef dat er nog iets anders is dan het
zelf, geeft meteen ook uitzicht op vermeerdering – en dat is het geluk.
Marcels langdurige staren naar de brunette met de dikke
kaken doet gegniffel ontstaan en hij beseft dat het voor hem al even moeilijk
zal worden om in dit gezelschap te worden opgenomen als dat een toeschouwer van
een fresco waarop een optocht is afgebeeld daarin een plaats zou kunnen innemen.
Maar precies deze onmogelijkheid maakt het verlangen groter – mochten deze
meisjes op dezelfde manier als hoeren kunnen worden veroverd, zij zouden lang
niet zo interessant zijn als ze nu lijken omdat ze in dat geval hun
onbereikbare achtergrond niet met zich zouden meevoeren.
De vorige
afleveringen van deze Proust-lectuur zijn hier te lezen: Rechercheur.