vrijdag 7 augustus 2015

driekleur 193



(…) ik kon gewoon mijn ogen niet afwenden van die mimiek, en al het ander wat in het vertrek aan lichten, lachen, mensen en blikken door elkaar liep, omzweefde mij slechts vormloos, een gele rook, in het midden waarvan dit gezicht stond, vlam tussen vlammen. Ik hoorde niets, ik voelde niets, ik merkte niet mensen naast mij opdringen, andere handen als voelsprieten zich plotseling naar voren strekken, geld neerwerpen of in de wacht slepen; ik zag het balletje niet en hoorde niet de stem van de croupier en zag toch alles als in een droom wat er gebeurde aan deze handen als vertekend in een holle spiegel door opwinding en overmaat. Want of het balletje op rood viel of op zwart, rolde of bleef steken, om dat te weten moest ik niet naar de roulette kijken: iedere fase, verlies en gewin, verwachting en teleurstelling, ging met een vurige barst door zenuw en gebaar van dit door hartstocht overgolfde gezicht.

Stefan Zweig, Schaaknovelle en andere verhalen, 409-410