dinsdag 11 augustus 2015

mijn woordenboek 425



AVONDCURSUS

Tweemaal in mijn leven heb ik, voor zover ik mij kan herinneren, avondcursus gevolgd. Een jaar of vijftien geleden volgde ik een paar maanden Italiaans aan de Stedelijke Nijverheids- en Taalleergangen in Brugge, en dat was lang genoeg om te beseffen dat het geduld en het geheugen mij ontbraken om op die leeftijd en in de toenmalige professionele omstandigheden from scratch een vreemde taal te leren – hoe cool het Italiaans toen ook was, en nog altijd is. Bovendien loeide het testosteron bij het hoofdzakelijk gepensioneerde publiek wat te hard rond in het kleine lokaal waar vooraan mooie T. zich zeer didactisch bewust stond te wezen van haar fraai uitgevallen vormgeving.

De eerste keer dat ik avondcursus volgde, was vele jaren daarvoor. Ik was vijftien of zestien toen ik voor het eerst besefte, in weerwil van de manifeste ongeïnteresseerdheid van het milieu waarin ik opgroeide in het algemeen en van mijn ouders in het bijzonder, dat ik mogelijk over een talent voor tekenen beschikte. Dat besef was er gekomen, ere wie ere toekomt, door toedoen van mijn vriend B., met wie ik ook een levendige belangstelling voor de voetbalsport deelde. B., die later als tekenaar een internationale renommee wist te vergaren, was, in weerwil van de verwachtingen die ten aanzien van hem in zijn omgeving werden gekoesterd, in de ban geraakt van een fundamentalistisch romantisch kunstenaarsideaal en had de brave en saaie middelbare school waar wij elkaar hadden leren kennen ingeruild voor een avontuurlijke en bovendien in een andere stad gevestigde kunstschool. Maar ondertussen had hij voor mij de toegang tot een andere mogelijke wereld op een kier gezet: die van het atelier, het tekenen naar de natuur, de virtuoze lijn, een gans andere esthetiek waartegen de grijze kitsch waarin ik was opgevoed zo mogelijk nog verbleekte. Het kon niet anders of ik begon te tekenen – maar nu besef ik dat indien B. een muziekinstrument zou bespeeld hebben, ik zou zijn gaan musiceren. Mijn talent leidde niet, zoals bij hem, tot een roeping waarvoor alles moest wijken. Maar ik ging dus wel naar de avondschool, elke maandag, woensdag en vrijdag – en gelukkig ging Erwin S. ook want alleen had ik het zeker geen drie jaar uitgehouden.

Ik heb er veel geleerd – vooral hoe het niet moet, maar dat is leren nu eenmaal ook. Talloos waren de kubussen en de flessen die wij moesten natekenen, de ruikers met gedroogde en bestofte bloemen die vooraan werden opgesteld en waarop wij van hoog op de oplopende banken uitkeken, de bustes van Romeinse keizers wier namen ons niet werden medegedeeld, de opgezette vogels (zie mijn woordenboek 84) en de gipsen paardenkoppen die ons van boven op de kast fier aanstaarden en die op het eind van het jaar natuurgetrouw met potlood moesten worden weergegeven bij wijze van examen. Doordat ik vaak spijbelde, en steeds vaker naarmate het schooljaar vorderde, heb ik enkel het eerste jaar van die avondschoolcyclus tot een goed einde gebracht. Maar het was mij niet om het getuigschrift te doen. Later heb ik dan ook geschilderd, en de basisvaardigheden die ik had meekregen van meneer Janssens, meneer Vandaele, meneer Verbeke en van nog een leraar die toen in zijn laatste jaar tegen zijn pensioen aan zat en nu waarschijnlijk al dood is maar wiens naam ik vergeten ben, hebben mij daar zeker bij geholpen: positionering van het onderwerp op het blad, het met een dichtgeknepen oog en de duim langs het opgeheven potlood opmeten van het model, het gebruik van hulplijnen, het arcerend aanbrengen van schaduwen, het herkennen van deelvolumes, de onderlinge verhoudingen, de perspectief, enzovoort.

Maar zover was het toen, tussen 1976 en 1979, nog niet. Ik herinner het me nog vaag: de rit met fiets of brommer naar de in de stad gelegen Stedelijke Academie voor Schone Kunsten, het aanzetten op het witte blad, het geduldige zoeken naar de juiste vorm, de schaarse opmerkingen van de leraar, de grappen van Erwin, het trotse opbergen van het meestal waardeloze resultaat en uiteindelijk de terugkeer naar huis, weer of geen weer. De map met de ‘mooiste’ tekeningen moet hier nog ergens liggen. Als het niet op zolder is, dan toch in de kelder.