2 juli
Gezeten aan mijn studeertafel heb ik zicht op, zo’n dertig
meter verderop, het zonneterras van een van mijn verre buren. Daar heb ik de
voorbije mooie dagen al heel wat activiteit kunnen spotten: barbecue, vrienden
op bezoek, gezellig pintjes drinken, man en vrouw samen in elk een stoel, vrouw
alleen leest boek, vrouw alleen zont in bikini en ja, vandaag: vrouw alleen
zont op buik in monokini. Nu moet ik wel, à
décharge van deze bevallige dame, preciseren dat rondom dat terras, dat
zich voor mij op ooghoogte bevindt, een rieten afsluiting is aangebracht. Maar
dat heeft – tenzij deze mensen een perfide en bijna subliminaal exhibitionisme
beogen – niet helemaal het gewenste effect, namelijk dat alles wat zich op het
terras afspeelt buiten het zicht zou blijven van al wie zich op gelijke hoogte
bevindt (er is nergens een hóger standpunt, tenzij men in een luchtballon zou
overvaren maar dan is een topje snel aangetrokken). De rieten lamellen van de
afsluiting sluiten immers niet naadloos op elkaar aan – het gevolg is dat wie
zich binnen de afsluiting bevindt enkel de afsluiting en niet de buitenwereld
ziet, terwijl de buitenwereld wel naar binnen kan piepen, zonder zelf opgemerkt
te worden. Dit is voor de buitenwereld een lastige situatie. Want als een vrouw
zich, zich duidelijk ongezien wanend, ontdoet van een bikinibovenstuk of,
omgekeerd, dit bikinibovenstuk opnieuw omgordt, dan kan de buitenwereld moeilijk
niet kijken. Toch? Ben ik dan een
gluurder? Tja, dat zal wel zeker? Deze situatie doet mij denken aan wat mij een
andere keer overkwam. Aan de overkant van de straat waar ik toen woonde was er
een badkamer met een venster in matglas. Door de belichting in de badkamer viel
er een schaduw op de ruit, zodat ik eens een bijzonder mooi en suggestief
schaduwspel te zien kreeg van een vrouw die uit de douche stapte en zich
afdroogde. Ik heb nadien nog vaak naar dat raam opgekeken.
(…)
Tijdens ons gesprek aan de tafel in de tuin (…) bewaakt
Pastis, de kat, zijn territorium vanuit een speciaal voor hem bijgezette stoel.
Hij struint heen en weer, hij schrikt niet meer op van een vis die in de vijver
naar lucht komt happen, af en toe grabbelt hij lui naar een roekeloos laag
overvliegend insect.