15 mei 2014
dag 17.4
Na Rochefort staat de wind, met
zo’n beaufort of vijf, weer volop in het nadeel. Ik kom nauwelijks vooruit. Ik
houd de moed erin met ornithologische observaties: puttertjes in de hagen langs
de weg; een ooievaar op zijn nest bovenop een elektriciteitspyloon. Ik zie ook
een platgereden slang.
Na Aigrefeuilles krijg ik nog een
vreselijk zwaar stuk naar Luçon voorgeschoteld, want ik heb beslist dat ik daar
wil overnachten – er is ten andere niet veel keus. Het bestaat uit lange einden
kaarsrechte weg, er is nauwelijks beschutting, en het verkeer raast rakelings
langs me heen. Maar er is geen alternatief, ik moet langs deze kilometers- en
kilometerslange baan. Tot overmaat van ramp – ik bedoel dat het echt niet van
aard is om mijn humeur wat op te krikken – vind ik in de berm een doodgereden
kerkuil. Ik parkeer mijn fiets en keer te voet terug. Ik maak een foto van het
slachtoffer. (Achteraf heb ik er spijt van dat ik niet een paar van zijn
prachtige veren heb uitgetrokken: zo mooi zijn ze, dat ik me kan voorstellen
dat ze werden gebruikt voor siertextiel. En misschien nóg worden gebruikt, maar
laat ons hopen van niet.) Ik weet wel dat je zo’n beest niet expres doodrijdt,
maar het is toch godgeklaagd, zo’n prachtig dier – en daar ligt het dan, weerloos,
morsdood, van de baan gereden.
Ik kruip opnieuw op mijn fiets. Ik
probeer een tempo aan te houden. Dit is echt beuken, ik moet het als een
sportieve prestatie opvatten anders val ik stil en duurt deze hel van geraas en
vrachtwagens die achter me moeten inhouden vooraleer ze me kunnen inhalen nog
dubbel zo lang. Ik slaag er in om een snelheid van 17 per uur aan te houden.
Ik vind een camping op 3 kilometer
van Luçon. Dat is te ver om nog naar het stadje te trekken, ik heb er geen zin
meer in, ik ben murw. Ik blijf bij mijn tent, stel me tevreden met een paar
restjes. Goed voor de lijn! Overigens: ik moet mijn ring op mijn middenvinger steken
want van de ringvinger valt hij af. Ik installeer me aan een tuintafel en werk
aan deze notities tot het te koud wordt en mijn vingers te verkrampt zijn om
nog op het klavier van mijn laptop te tokkelen.