17 mei 2014
dag 19.2
Het eerste stuk vandaag, de eerste 30, 35 kilometer, is heel
bijzonder. Ik vertrek om acht uur, het is zaterdag. Dat verklaart al iets. Maar
toch, de stilte, de leegte, de afwezigheid van elk menselijk wezen over die
hele afstand is… onwezenlijk. Ik rijd in een licht golvend landschap, de zon
staat laag, er hangt nog wat nevel. Er zijn koeien, dat wel, maar die herkauwen
zwijgend en gunnen mij nauwelijks een blik. Er zijn de talloze zangvogels. Deze
die ik te zien krijgen doordat ze met hun schrikreactie hun aanwezigheid
verraden, om vervolgens feilloos in het labyrint dat elke haag is te
verdwijnen, en de vele tientallen die ik niet te zien krijg maar enkel hoor.
Wat een leven in die hagen langs de weg! Heggemussen, mezen, distelvinken, gorzen
– al dat kleine grut. En dan zijn er ook de zwaluwen die in de lucht wentelen
en wieken, de spechten die in een golfvlucht over de akkers naar de zoom van
het bos surfen, de kraaien, de roofvogels. Af en toe laat er zich een opwaarts
tillen door de thermiek. Of hij zweeft in een bos van de ene kant van de weg
naar de andere en verdwijnt daar, ondanks de reikwijdte van zijn vleugels,
feilloos tussen de takken. Het indrukwekkends zijn die beesten als je eerst hun
schaduw ziet en dan pas, opkijkend, hun volle vlucht vlak boven je domme kop.
Soms zijn ze daarbij zo dicht dat je de schittering kunt zien in die ogen, die,
jawel, geringschattend kijken.