14 mei 2014
dag 16.3
De zenuwachtige gîte-uitbaatster rekent
mij het avondmaal aan dat ze mij nota bene zelf had aangeboden. Ik had twee
eieren gevraagd, maar ik mocht niet zelf een omelet bakken omdat ze bang was dat
de kookplek, waar ook moest worden ontbeten, te zeer naar koken zou ruiken. Dan
had ze op eigen initiatief nog wat pasta klaargemaakt. Les coureurs doivent manger des pâtes. Dat aanbod had ik niet
gerefuseerd. Maar ik had niet verwacht dat ze mij haar generositeit zou
aanrekenen. Vous n’allez quand-même pas compter ce repas?, probeer ik nog. Bah oui, zegt ze. En ze rondt de 55 voor
de kamer kil af naar 60. Ik slik een opmerking over gastvrijheid in. Het mens is
al zenuwachtig genoeg.
De rit begint goed want het is
prachtig weer en er staat nog geen wind. Maar ter hoogte van Lussac rijd ik verkeerd.
Ik kom ergens in een achterafland terecht, tussen de wijngaarden. Ik waag het
er op om het pad te blijven volgen, dat allengs van kwaliteit vermindert: van
asfalt naar asfalt-met-putten naar alleen maar putten en ten slotte naar twee
wagenwielsporen. Maar uiteindelijk worden die twee sporen weer alleen maar
putten, asfalt-met-putten en asfalt, en ik kom opnieuw op de openbare weg uit.
In Puissegin koop ik fruit aan een kraam langs de weg. Ik rijd langs Contras.
In Lagorce houd ik halt om een banaan te verorberen. Eigenlijk, moet ik
vaststellen, begint het mij een beetje te vervelen. Hoe mooi het landschap ook
is, ik kan mijn aandacht maar met moeite vasthouden. Ik kies gemakkelijker, ook
al zijn ze veel drukker, voor grotere wegen omdat deze veel minder zoekwerk op
de kaart vergen. Ik word een beetje apathisch, let ook minder goed op. En stel
vast dat ik, zeker in de dalende stukken, er maar beter mijn aandacht kan
bijhouden want voor je het weet ga je echt te snel door die bocht.
In Montguyon picknick ik op een
plein tussen geparkeerde auto’s – ik vond de aangekondigde aire pique-nique niet. Of doelde het bord dat ik zag op dát parkeerplein?
Koffie drink ik in het Hôtel de la Poste. Het is zo’n oud hotel, maar je ziet
dat ook hier allerlei activiteiten moeten worden toegevoegd om de boel
draaiende te houden: presse, bar-tabac, allerlei gokproducten, PMU… Op het grote flatscreen kweelt Phil
Collins een van zijn late hits, uit het jaar 2003, terwijl Yannick Noah het
heeft over sa colère. De voormalige
tennisster zag ik een paar dagen geleden in een hotelkamer ook al op tv in een
of ander The Voice-zangwedstrijd. De
periferie is lastig voor wie ooit in het middelpunt heeft gestaan.
Ik volg een stukje oude spoorwegbedding dat is omgewerkt tot
voie verte. Het moet gezegd, de
Fransen doen hun best om het recreatieve fietsen aan te moedigen. Dat leidt soms
tot fraaie en lange fietspaden. Maar in de bebouwde kom is het vaak huilen met
de pet op. Ze hebben er echt geen kaas van gegeten: je wordt er op een fietspad
geleid, maar dat botst en blutst en hobbelt van de ene borduur naar de andere
en voor je het weet rijd je tegen een bord aan dat het einde van het fietspad
aankondigt. Waarbij je vaststelt dat je eigenlijk evengoed, en zelfs beter,
gewoon op de autoweg was blijven rijden.