woensdag 20 augustus 2014

tour 126



14 mei 2014

dag 16.3

De zenuwachtige gîte-uitbaatster rekent mij het avondmaal aan dat ze mij nota bene zelf had aangeboden. Ik had twee eieren gevraagd, maar ik mocht niet zelf een omelet bakken omdat ze bang was dat de kookplek, waar ook moest worden ontbeten, te zeer naar koken zou ruiken. Dan had ze op eigen initiatief nog wat pasta klaargemaakt. Les coureurs doivent manger des pâtes. Dat aanbod had ik niet gerefuseerd. Maar ik had niet verwacht dat ze mij haar generositeit zou aanrekenen. Vous n’allez quand-même pas compter ce repas?, probeer ik nog. Bah oui, zegt ze. En ze rondt de 55 voor de kamer kil af naar 60. Ik slik een opmerking over gastvrijheid in. Het mens is al zenuwachtig genoeg.

De rit begint goed want het is prachtig weer en er staat nog geen wind. Maar ter hoogte van Lussac rijd ik verkeerd. Ik kom ergens in een achterafland terecht, tussen de wijngaarden. Ik waag het er op om het pad te blijven volgen, dat allengs van kwaliteit vermindert: van asfalt naar asfalt-met-putten naar alleen maar putten en ten slotte naar twee wagenwielsporen. Maar uiteindelijk worden die twee sporen weer alleen maar putten, asfalt-met-putten en asfalt, en ik kom opnieuw op de openbare weg uit. In Puissegin koop ik fruit aan een kraam langs de weg. Ik rijd langs Contras. In Lagorce houd ik halt om een banaan te verorberen. Eigenlijk, moet ik vaststellen, begint het mij een beetje te vervelen. Hoe mooi het landschap ook is, ik kan mijn aandacht maar met moeite vasthouden. Ik kies gemakkelijker, ook al zijn ze veel drukker, voor grotere wegen omdat deze veel minder zoekwerk op de kaart vergen. Ik word een beetje apathisch, let ook minder goed op. En stel vast dat ik, zeker in de dalende stukken, er maar beter mijn aandacht kan bijhouden want voor je het weet ga je echt te snel door die bocht.

In Montguyon picknick ik op een plein tussen geparkeerde auto’s – ik vond de aangekondigde aire pique-nique niet. Of doelde het bord dat ik zag op dát parkeerplein? Koffie drink ik in het Hôtel de la Poste. Het is zo’n oud hotel, maar je ziet dat ook hier allerlei activiteiten moeten worden toegevoegd om de boel draaiende te houden: presse, bar-tabac, allerlei gokproducten, PMU… Op het grote flatscreen kweelt Phil Collins een van zijn late hits, uit het jaar 2003, terwijl Yannick Noah het heeft over sa colère. De voormalige tennisster zag ik een paar dagen geleden in een hotelkamer ook al op tv in een of ander The Voice-zangwedstrijd. De periferie is lastig voor wie ooit in het middelpunt heeft gestaan.


Ik volg een stukje oude spoorwegbedding dat is omgewerkt tot voie verte. Het moet gezegd, de Fransen doen hun best om het recreatieve fietsen aan te moedigen. Dat leidt soms tot fraaie en lange fietspaden. Maar in de bebouwde kom is het vaak huilen met de pet op. Ze hebben er echt geen kaas van gegeten: je wordt er op een fietspad geleid, maar dat botst en blutst en hobbelt van de ene borduur naar de andere en voor je het weet rijd je tegen een bord aan dat het einde van het fietspad aankondigt. Waarbij je vaststelt dat je eigenlijk evengoed, en zelfs beter, gewoon op de autoweg was blijven rijden.