dinsdag 26 augustus 2014

brief aan Jan Verhaeghe



Brugge, 25 augustus 2014

Beste Jan,

Het voorbije weekend stond voor mij in het teken van jouw kunst. Ik bekeek niet alleen de plaatjes maar las ook de teksten in het boek Rien à voir (*), dat je me schonk, en we bezochten de over twee crematoria uitgespreide tentoonstelling (**), waar jij werk van jou aan ons toonde.

Ik ben blij dat ik eindelijk deze inspanning heb geleverd. Ik had het je beloofd. Uiteraard kan ik mij nu uitputten in verontschuldigingen, dat ik dit nog niet eerder heb gedaan, enzovoort. Maar ik weet, en ik weet dat jij weet: dat alles zijn tijd heeft en dat, zeker wat deze vorm van communicatie betreft (iets willen zeggen door middel van artistieke uitingen, en dan maar zien of het aankomt, en hoe), er niets kan worden geforceerd.

Elke kunst is een vraag. Niet alleen om erkenning (dat ook!), maar toch ook een inhoudelijke vraag, een vraag die een inhoudelijk antwoord verwacht (maar niet altijd, en eigenlijk maar zelden, krijgt).

Ik probeer hier een antwoord te formuleren op de vraag die jouw kunst voor mij inhoudt.

Ik zou kunnen beginnen met een parafrasering van wat jij bedoelt te zeggen. Die parafrasering zou hoogstwaarschijnlijk onvolledig zijn. Jij zou uitkijken naar de accenten die ik erin leg, en naar de omissies: de dingen die ik niet gezien of verkeerd begrepen heb. Ik zou het in een dergelijke parafrasering moeten hebben over: authenticiteit en citaat; publieke en speciaal voor kunst bestemde ruimte; het moment waarop een signaal een logo wordt; de codes van de geconsacreerde kunst versus kunst in de marge; de maatschappelijke inzetbaarheid van kunst… Enzovoort, enzovoort: je oeuvre tot nu toe is veelzijdig, zorgvuldig uitgebouwd, bijzonder cerebraal maar toch ook opgezet met kennis van zaken (inzake publiciteit, grafiek, typografie, visuele impact…).

Maar omdat jij aan zo’n parafrasering niet veel zou hebben, omdat je natuurlijk zélf het best weet wat je wil zeggen, probeer ik een stap verder te zetten en tot diepere lagen door te stoten dan deze die ik met de hierboven opgesomde kernwoorden zou bereiken. Of ik probeer daartoe een aanzet te maken, en wel in de vorm van twee vaststellingen, die op hun beurt in vragen zouden kunnen uitmonden.

De diepere lagen waarover ik het hier (kort, en enkel indicatief) wil hebben, zijn ook onderhuids of impliciet. Onder meer daarom noem ik ze dieper.

Eerste vaststelling: in je boek sluimert (niet expliciet!) een misnoegdheid over het feit dat jouw werk onvoldoende erkenning krijgt. Je hebt het opvallend vaak over het gevestigde kunst-establishment, de officiële circuits, de contingenties van de juiste ontmoetingen met de juiste personen op de juiste plaats. Als individuele kunstenaar voer je vanuit de niet-zelfgekozen marge tegen deze mechanismen van macht en uitsluiting een soort van guerrilla (met acties, performances, eigenzinnig geplaatste interventies, gratis verstrekte multipels…), maar daardoor lijk je jezelf ook in die marge vast te rijden. Is dit een juiste vaststelling?

Tweede vaststelling: er is, al evenzeer onderhuids, een in mijn ogen onmiskenbaar seksuele dimensie in jouw werk. (Dit aspect zou mogelijk het onderwerp kunnen vormen van een psychoanalytische duiding.) Uiteraard heeft deze dimensie – oppervlakkig gezien – te maken met een aantal van de gebruikte beelden en noties (‘L’Origine du monde’, ‘peep-show’, de aanwezigheid van – altijd mooie -  naakte mensen, etcetera…) en met de thematisering van de werking van pornografie (en daarin dan weer het verband met totalitaire regimes – ik kan je in dat opzicht de lectuur van Milan Kundera ten zeerste aanbevelen), maar op de een of andere manier lijkt de uitwerking van de dichotomie ‘zien/gezien worden’ mij méér dan enkel een kwestie van het uitwerken van een stellingname die betrekking heeft op de manier waarop communicatie werkt. Deze kunst is behalve een filosofisch onderzoek naar vormen van communicatie ook op zichzelf inhoudelijk geladen, en wel in persoonlijk-psychologisch opzicht; het is, meer specifiek, seksueel geladen. Daar is, uiteraard, op zich niets mis mee maar ik vraag me af: is dit een juiste observatie?

In de hoop, Jan, dat je met deze reactie op jouw werk iets kunt aanvangen, en met de vraag mijn uiting van oprechte bewondering ervoor zeker ernstig te nemen, groet ik je vriendschappelijk,

Pascal

PS – Ik zou deze brief willen gebruiken voor mijn blog, maar ik moet daarvoor uiteraard eerst jouw toestemming hebben. (***)


(*) Inkorting van Je n’ai rien à voir avec les autres, een citaat van Simonne de Beauvoir.

(**) De tentoonstelling ‘Tussenwereld’, nog tot 8 november elke dag behalve zondag van 8 tot 16 uur in de crematoria van Westlede en Sint-Niklaas.

(***) Deze toestemming werd gegeven.