I:715-721
Op een dag neemt Mme de Villeparisis
grootmoeder en Marcel mee naar Carqueville. Marcel mag daar het door klimop
begroeide kerkje bezoeken terwijl de dames thee drinken bij de banketbakker.
Wanneer Marcel het kerkje verlaat, ontwaart hij bij het bruggetje een groepje
meisjes. Een van de meisjes, trekt zijn aandacht. Zij is het slordigst gekleed,
maar lijkt een overwicht te hebben op de anderen. Het verlangen dat hem naar
haar dwingt, is dubbel: ce n’est pas
seulement son corps que j’aurais voulu atteindre, c’était aussi la personne qui
vivait en lui (716:11-13). Ten aanzien van die niet fysiek aanraakbare
interne persoon is er maar une sorte de
pénétration mogelijk, een die bestaat uit: y éveiller une idée (716:14-15).Daartoe
moet Marcel de aandacht van het meisje zien te trekken, opdat zij, wanneer hij
weer in het rijtuig van Mme de Villeparisis zal zijn verdwenen, zich hem nog
zal herinneren en misschien zelfs naar hem zal terugverlangen. Hij doet wat
rijken zich kunnen permitteren: geld bovenhalen en status mobiliseren. Wanneer
hij de woorden "marquise"
et "deux chevaux" (717:3; dat laatste wel degelijk in de
betekenis van ‘twee paarden’) heeft kunnen gebruiken, vindt hij al dat hij zijn
doel heeft bereikt. Of het meisje nu al dan niet ingaat op zijn avances, het
doet er niet toe: hij heeft zijn angst overwonnen en contact gelegd met een van
die wezens die anders alleen maar uitblinken in onbereikbaarheid. Marcel is wel
degelijk tot die onderhuidse persoon doorgedrongen (hij heeft ‘gepenetreerd’)
en de Verteller besluit, niet filosofisch maar wel filosoferend: cette possession immatérielle (…) lui avait ôté de son mystère autant que fait
la possession physique (717:9-11).
Deze bevredigende ervaring leidt tot
een bonheur profond (717:13), een
geluk dat Marcel na zijn dagen in Combray maar weinig heeft mogen smaken en dat
hem terugvoert naar het geluk dat hij ervoer, onder andere, door de kerktorens
van Martinville. (Zie hier voor een parafrasering van die passage.) Dit keer is
de gelukservaring evenwel ‘onvolmaakt’. Hij wordt deze keer niet opgewekt door
kerktorens maar door drie bomen in het landschap. Marcel heeft het gevoel dat
hij de drie bomen al eens een keer heeft gezien, maar hij kan zich niet
herinneren waar. Door dit oscilleren tussen het nu en een niet nader te bepalen
tijd, lijken de drie bomen zo reëel dat, van de weeromstuit, de hele passage in
Balbec een fictioneel karakter krijgt, en dat Mme de Villeparisis een
romanpersonage lijkt. Marcel voelt dat de drie bomen recouvraient quelque chose sur quoi (mon esprit) n’avait pas prise
(717:34-35), iets wat zich aan verdere analyse onttrekt en wat daardoor de
geest des te meer bezighoudt, natuurlijk. Marcel beseft dat hij er de hand op
zou kunnen leggen mocht hij alleen zijn geweest, maar dat is hij niet. Hij
beseft dat hij de juiste omstandigheden moet opzoeken om het heel specifieke
genot dat met dit soort ervaringen gepaard gaat te kunnen oproepen. Het gaat om
een genot (plaisir) dat je als het
ware zelf kunt creëren; het vergt un
certain travail de la pensée sur elle-même (718:3-4) en het verschilt in
die zin uiteraard van de banale genoegens die door de zintuiglijkheid worden
aangeleverd. Het is een genot dat meer met verbeelding dan met ervaring te
maken heeft – wat dan weer aansluit bij een eerder gemaakte vaststelling: zie
698:9-12.
Wat er ook van zij, het lijkt Marcel
op de een of andere manier van levensbelang te kunnen achterhalen wat die
achterliggende werkelijkheid dan wel is waarnaar die bomen verwijzen. Hij wil
de epifanie zich zien voltrekken. Heeft hij ze in een ver verleden gezien, of
in een droom? Hij slaagt er niet in de waarheid van de drie bomen te
achterhalen en beseft dat deze zich, wanneer het rijtuig te ver zal zijn
gevorderd om ze nog te kunnen zien, definitief zal terugtrekken. Het affect dat
met deze terugtrekking gepaard zal gaan, is rouw: j’étais triste comme si je venais de perdre un ami, de mourir à
moi-même, de renier un mort ou de méconnaître un dieu (719:38-40; C.N.
Lijsen vertaalt renier door
‘wegbrengen’ en méconnaître door
‘verloochenen’ – dat ‘wegbrengen’ lijkt me in elk geval verkeerd).
De terugkeer wordt aangevat. Mme de
Villeparisis kiest vaak, pour changer (720:6-7),
voor een weg die door de bossen terug naar Balbec leidt. Deze weg zal Marcel
altijd bijblijven als een paradigmatische weg waaraan een hele reeks positieve
gevoelens blijft vastgehecht. Die weg zal hem telkens opnieuw, wanneer hij
later, in andere omstandigheden en eventueel met andere voertuigen, over
dergelijke wegen zal reizen, voor ogen komen, en daarbij zullen die gevoelens
zich verdichten tot la consistance d’un
type particulier du plaisir (721:4-5). Daarbij is hij is er zich van bewust
dat de ervaring die hij als kind in het rijtuig van Mme de Villeparisis heeft
opgedaan aanleiding heeft gegeven tot un
de ces bonheurs ineffables que ni le présent ni l’avenir ne peuvent nous rendre
et qu’on ne goûte qu’une fois dans la vie! (721:17-19)
De vorige afleveringen van deze Proust-lectuur zijn te vinden op de blog Rechercheur.