Om kwart voor zeven zit ik al te schrijven en te lezen
(Kerouac en Scruton) aan de eettafel. De in een halve ovaal geschikte ramen kijken
uit op de keurig geschoren twee meter hoge haag van de buren en op de bovenste
verdiepingen van het sjieke appartementsgebouw dat ze bewonen. De lucht is
staalblauw en er is geen zuchtje wind en het valt moeilijk te begrijpen op zo’n
ochtend dat de mensheid op de ondergang afstevent en dat wij eerst allemaal ook
nog onze individuele dood zullen moeten sterven. Daar is iets fundamenteels
scheef aan, aan die situatie.
Op weg naar Brugge luisteren we naar de radio. Het programma
is gewijd aan muziek van de jaren tachtig, de muziek waarmee ik volwassen ben geworden
en waarna er nooit nog een muzikale periode is geweest waarmee ik mij zo
intensief heb beziggehouden. Songs en namen worden genoemd die ik al lang
vergeten was. ‘Kristallnacht’ van BAP is er een van.
Ik had mij voorgenomen boodschappen te doen en te gaan
fietsen, maar het komt er niet van. Ik mis de energie. In plaats daarvan houd
ik mij bezig met lectuur (ik vat, in functie van mijn tournotities, Autonauten van de kosmosnelweg aan) en
met schrijven: het lemma ‘Astronomie’ voor Mijn
woordenboek. Voor de geplande verkoop van mijn Hasselblad-met-toebehoren en
mijn digitale Leica X1 maak ik foto’s van dit materiaal, om op te sturen naar
de fotozaak Rembrandt in Maastricht die ook in tweedehandse toestellen
handeldrijft. (…) Op de achtergrond dreint de Tour-etappe die, vreemd genoeg,
vandaag in Engeland wordt gereden, met aankomst in een uitgeregend Londen.
Gerard (…) zal niet tijdig thuis zijn van het festival in
Gooik. Ik heb geen zin om voor mezelf te koken. (…) ’s Avonds kijk ik naar Top Gear (!) en naar een Tour-talkshow op
Nederland, nog altijd met die eeuwige Mart Smeets.