I:691-698
Marcels gevoel geïntimideerd te zijn
door de omstandigheden neemt nog toe wanneer de eigenaar van het hotel ten
tonele verschijnt. Deze impressionante verschijning, bezitter van nog zeven of
acht andere grand-hôtels, komt erop toezien dat alles in orde is: aussi bien le fini des détails que
l’harmonie de l’ensemble (691:30-31). Zo bekeken is het functioneren van
een hotel verwant aan een goede roman. Hoe dan ook, de strenge blik van deze
algemeen directeur benauwt Marcel, en die haalt dan ook opgelucht adem wanneer
de portier meldt dat hij morgen vertrekt naar een van zijn andere vestigingen, in Dinard. De là il va à Biarritz et après, à
Cannes. (692:13-14)
Françoise ondertussen, die blijkbaar
heelhuids van haar Bordelees avontuur is teruggekeerd, legt contacten in haar peer group: de man die koffie zet, een
dienstmeisje, een wijnkelner. Aanvankelijk denken grootmoeder en Marcel dat dit
hun ten goede zal komen, dat Françoise het personeel ertoe zal kunnen bewegen
hen nog beter te bedienen, maar het omgekeerde is waar: uit een soort van
protosyndicale solidariteit ontziet Françoise haar vrienden en vriendinnen en
deinst ze ervoor terug om bepaalde gunstmaatregelen op te eisen – waar zij
nochtans bij haar aankomst heel assertief voor de minste behoefte de bel had
durven te rinkelen. Er ontstaat een paradoxale situatie: De sorte qu’en somme nous ne pouvions plus avoir d’eau chaude parce que
Françoise était devenue l’amie de celui qui la faisait chauffer. (694:2-4)
Het door Marcel begeerde
rechtstreekse contact met Madame de Villeparisis, dat nodig is om
onrechtstreeks dichter bij Mlle de Stermaria de geraken, komt dan toch tot
stand wanneer grootmoeder kwansuis tegen haar aanbotst. Het is een theatraal
treffen – en het theatrale karakter van de gebeurtenis benadrukt Proust met de
nodige zin voor humor door meteen de vergelijking te maken met een stuk van
Molière: de twee dames benutten na dagen van naast elkaar leven de plotse en
accidentele toenadering om meteen de allerhartelijkste woorden uit te wisselen,
comme dans certaines scènes de Molière où
deux acteurs monologuant depuis longtemps chacun de son côté à quelques pas
l’un de l’autre, sont censés ne pas s’être vus encore, et tout à coup s’aperçoivent,
n’en peuvent croire leurs yeux, entrecoupent leurs propos, finalement parlent
ensemble, le choeur ayant suivi le dialogue, et se jettent dans les bras l’un
de l’autre (694:11-17; ik vraag mij overigens af of het juist is om, zoals
C.N. Lijsen doet, choeur door ‘hart’
te vertalen). Na deze ontmoeting komt Mme
de Villeparisis altijd even langs aan de tafel van grootmoeder en Marcel,
waarbij deze laatste – uit schuchterheid? – doet alsof hij de zee contempleert
en alle stemmingen die Baudelaire erin heeft gezien poogt te herkennen.
Door deze bezoekjes van de markiezin
is statusverhoging het deel van grootmoeder en Marcel. Een direct gevolg is dat
de bediening er beter op wordt. Maar Françoise heeft het er lastiger mee.
Telkens er een adellijke titel wordt vermeld, reageert zij stug. Pour Françoise, Mme de Villeparisis avait donc à se faire pardonner d’être
noble. (696:1-3) Dit wil overigens niet zeggen dat Françoise niet goed
op de hoogte zou zijn van de identiteit van de lieden uit de hoogste kringen.
De vriendelijkheid van markiezin de
Villeparisis daarentegen kan Françoise niet kwalijk nemen. Zo bezorgt de
markiezin grootmoeder exquise fruit, dat veel beter is dan wat het hotel
aanbiedt. En zij vraagt ook naar Madame de Sévigné, wier brieven grootmoeder zo
graag leest. Maar hier komt het niet tot een hoogstaande literaire conversatie
want door de opmerking van de markiezin, dat Madame de Sévigné wel zeer veel
brieven aan haar dochter schrijft, is grootmoeder van mening dat de markiezin
niet echt snapt waarom die brieven dan wel zo goed zijn. (Ik moet zeggen dat
ik, na mij de moeite te hebben getroost een selectie van die brieven te lezen,
hier de door grootmoeder vermoede ondeskundigheid van de markiezin deel.)
Wanneer grootmoeder zich afvraagt of
markiezin de Villeparisis misschien verwant is aan de familie de Guermantes, is
Marcel verontwaardigd: Comment aurais-je
pu croire à une communauté d’origine entre deux noms qui étaient entrés en moi,
l’un par la porte basse et honteuse de l’expérience, l’autre par la porte d’or
de l’imagination? (698:9-12) Explicieter de verbeelding hoger aanslaan dan
de ervaring kan nauwelijks.