ATOOMBOM
Als ik een verhandeling
zou moeten schrijven over werkelijkheid en fictie, zou ik het allicht over de
atoombom hebben. De atoombom is voor mijn generatie – denk ik, als ik vanuit
mijn ervaring en aanvoelen mag en kan generaliseren – een in hoge mate fictieve realiteit. Ik ben van 1961 en
mij bewust van het paradoxaal karakter van de samenvoeging fictieve realiteit. We hebben hier te maken met een oxymoron. We weten dat hij er is, maar hij bestaat
toch ook in hoge mate niet.
Er zijn er ooit een paar
ontploft. Vandaag dag op dag 69 jaar geleden: 6 augustus 1945. Dat wordt elk
jaar herdacht met een gongslag. De gevolgen waren verschrikkelijk. Er bestaan
zwart-witbeelden van. Het verhakkelde staal van wat ooit een toren was, te
midden van vele vierkante kilometers omvattende kaalslag. Verhakkelde
overlevers. Maar van de verre en diepe gevolgen op de langere termijn kregen we
al veel minder te zien. Ook die onzichtbare en onderhuidse impact maakt deel
uit van de realiteit van een atoombom.
Japan gaf zich over. De
oorlog was voorbij.
Daarna waren er de testen.
Nucleaire testen op verre eilanden met exotische namen. De Bikini-eilanden. Die
naam doet nu vooral aan ontharing en zonnecrème denken. De bikinilijn. Een
andere soort van ontharing dan deze die het gevolg is van kanker en huidziekte.
Neen, de atoombom was
niet écht een realiteit. Er kwam vertekening. Zoals steeds wanneer de mens moet
omgaan met iets wat te groot is voor zijn begripsvermogen, ontstaan er
verhalen. En verhalen vertekenen. Ik denk onder andere aan de tekenverhalen die
ik las. Marc Sleen speelde graag met de actualiteit. De Koude Oorlog is dan ook
in ‘De avonturen van Nero & Co’ meermaals een onderwerp. Een verhaal als De X-bom, een van mijn favorieten,
speelt in op het gevaar van de proliferatie van atoomwapens. Maar door het
ludieke karakter ervan lijkt die dreiging te worden geminimaliseerd.
Wannneer de X-bom
ontploft, blijken de hoofden van de omstanders van plaats te zijn gewisseld. Petoetjes
hoofd staat op het lichaam van Madame Pheip, de veel te grote kop van Nero is
nu terug te vinden op de kleine romp van Adhemar, en diens hoofd staat op het
lichaam van Petatje. Het zeer jeugdige genie Adhemar is overigens
verantwoordelijk voor de fout die in de bom geslopen is, als ik mij goed
herinner. Want het is natuurlijk helemaal niet de bedoeling dat een explosie
een dergelijke uitwerking heeft. Overigens, maar dat terzijde, geheel en al,
rijst er een identiteitsprobleem: wie moet nu met Nero worden aangesproken? De
romp of het hoofd op de verkeerde romp?
Dit soort verhalen,
uiteraard op jeugdige leeftijd gretig geconsumeerd, heeft tot de
fictionalisering van de atoomdreiging bijgedragen. ’t Was iets dat je
nauwelijks au sérieux kon nemen. Maar natuurlijk speelde ook de onmogelijkheid
mee om zoiets als mens hoe dan ook au sérieux te nemen. Je kunt nu eenmaal niet
leven met het besef dat we in staat zijn om onze planeet meerdere malen te
vernietigen. Meerdere malen? Nuja, één keer zal al volstaan zeker? De
irrealiteit van dat besef contamineert het werkelijkheidsgehalte van de bommen an sich. Dat ze ergens opgeslagen
liggen. Dat een druk op de knop volstaat. Dat de gebruiksaanwijzing verloren
gaat. Dat een gek of een zatlap of een suïcidale hypochonder onder diegenen die
erover waken zijn gang zou kunnen gaan. Dat die tuigen gedoemd zijn om te
desintegreren, af te brokkelen, te roesten en zo alsnog hun dodelijke lading
prijs te geven.
Een mens kan daar
allemaal niet aan denken. Hij leest liever leuke stripverhalen.
Ik heb nooit meegestapt
in de grote antirakettenbetogingen. Ik weet eigenlijk niet waarom. Misschien
was ik nog net iets te jong maar dat denk ik eigenlijk niet. Misschien kende ik
geen vrienden die meestapten. Misschien moest ik voetballen die dag.
Dat is natuurlijk in hoge
mate onverantwoord en niet iets om trots op te zijn. Maar had het iets
veranderd? Had het zoden aan de dijk geplaatst, indien ik zou meegestapt
hebben? Had het iets aan het maar al te reële besef kunnen verhelpen van het
gevaar, dat er nu steeds nadrukkelijker is, dat die tuigen in handen vallen van
primitieve fundamentalisten – want dat kan toch welhaast niet anders, als je
ziet hoe de wereld nu in elkaar blijkt te zitten? Zou het iets veranderen aan
de wending die de geschiedenis vandaag neemt, namelijk dat we, voorzien van
zogenaamd geavanceerde technologieën,
volop naar de middeleeuwen aan het terugkeren zijn?
Want ergens liggen die
tuigen nog, natuurlijk. Niet één of drie of zeventien, maar vele duizenden. Het
is opvallend stil. Er wordt weinig over gezegd. Maar het is helaas geen fictie.
Een mens zou van minder niet meer weten waar zijn hoofd staat.