Yngve stond in de deuropening te kijken.
‘Wat heb je nou gedaan?’ zei hij.
Ik keek hem aan. Toen keek ik naar de streep op het
behang.
‘Ga jij dat maar wegpoetsen, idioot’, zei ik.
‘Dat kun je niet wegpoetsen’, zei hij. ‘Dan wordt de vlek
alleen maar groter. Papa wordt pislink als hij dat ziet. Waarom deed je dat?’
‘Misschien ziet hij het niet’, zei ik.
Karl Ove Knausgård, Zoon,
311
ǁ
Toen mijn homp klei van de hoge zoldering omlaag viel
streek hij langs de kostbare landkaart die zo bewonderd werd door mijn
grootvader en omdat de klei vochtig was bleef er een lange rode streep op de
kaart achter.
‘O jee, nu zit ik helemaal in de knoei’, dacht ik. ‘Dit
is heel iets anders, nu doe ik mijn enige beschermer verdriet.’ Ik voelde me
meteen heel erg bedroefd omdat ik iets gedaan had dat onaangenaam moest zijn
voor mijn grootvader.
Stendhal, Het leven
van Henry Brulard, 105