24 – Béatrice
Didier steekt in haar inleiding op de Folio-uitgave van Vie de Henry Brulard van wal met de vaststelling dat wie wil
aantonen dat (een vorm van) psychoanalyse lang voor Freud bestond, maar eens
dit autobiografische boek van Stendhal moet lezen. Stendhal spaart kosten noch
moeite om zijn kindertijd als een verschrikking af te schilderen, en de
voornaamste oorzaken hiervan zijn de vroege dood van zijn teerbeminde moeder en
de haat voor zijn vader, die hij, in de beste psychoanalytische traditie,
schuldig acht voor de dood van diens echtgenote. Dit laatste sentiment – de
haat voor de vader – zorgt voor een vertroebelde genese van het verlangen. Het
is geen toeval dat de twee verste herinneringen telkens een daad van agressie
ten aanzien van een vrouw betreffen, aldus Didier. Bij de tweede, een
accidentje met een mes, verdenkt de eveneens door de jonge Henry gehate tante,
Séraphie heet ze, dat het geen toeval kán zijn – waarmee ze zich welbeschouwd
in de rol van de psychoanalist plaatst: ‘il n’y a pas d’acte innocent’. De haat
van Henry voor zijn vader is zo groot dat hij overslaat op de hele stad waar
hij opgroeit, Grenoble. Ook de vreugde om de dood van koning Louis XVI kan –
aldus Didier – oedipaal worden geduid. Waar de vader in de ogen van de jonge
Henry tekortschiet – behalve wanneer hij in de gevangenis belandt, wat Henry
als een bevrijding ervaart – daar vullen de geliefde grootvader en diens evenzeer
aanbeden zuster Élisabeth, niet toevallig familie langs moeders kant, het pedagogische
hiaat op. Redding komt er ook in de vorm van boeken en van l’écriture: lezen en schrijven, twee predilecties die de jonge
Henry van zijn moeder erft. Stendhal bedient zich trouwens ook van het tekenen,
vooral dan van plattegrondjes, om zijn herinneringen beter en preciezer in
kaart te brengen. Maar hij is toch vooral schrijver, natuurlijk. (De tekeningen
zijn van een erbarmelijke kwaliteit.) Didier heeft het dan over het opzet van
Stendhal om door zijn leven te beschrijven zichzelf te leren kennen, en over
het opvallende contrast tussen de nauwkeurigheid van bepaalde herinneringen en
anderzijds het volledige ontbreken of onmogelijke reconstrueerbaarheid ervan.
(Ik had het er hier
zelf ook al over.) Deze trous de mémoire vallen
vooral daar op waar de emoties het hevigst zijn, vooral dan in situaties waar
er geweld wordt gebruikt. Freudiaans gesproken: de herinnering wordt
gecensureerd; vergeten is een kwestie van psychische hygiëne.
[naschrift 20
oktober: ik zet dit nog voort]