zondag 22 oktober 2017

de herfst van 2017 – 17



17 oktober 2017

foto: Belgaimage
22 – Op mijn weg naar het station doe ik enkele waarnemingen. De zon staat al vrij hoog aan de hemel. Dat hoeft niet te verbazen, het is bijna middag. Ik kan erin kijken, er hangt blijkbaar een nevel. Maar wat ik zie, hoor ik zo hoog niet te zien: ik zie een rode, of roodachtige cirkel (ik schreef bijna 'bol', maar dat is natuurlijk niet wat ik zie). Die kleur correspondeert met de rode gloed die ik vanmorgen vroeg, kort na zonsopgang, over de huizen zag liggen. En hij correspondeert ook, vermoed ik, met het bericht dat ik ergens zag passeren, over de bosbranden in Portugal en ook over het woestijnstof dat ons zou bereikt hebben, aangewakkerd door de uitwaaiers van de tropische orkaan Ophelia, die dezer dagen langs Ierland en Schotland scheert – wat een zeer uitzonderlijk meteorologisch feit zou zijn, de vorige die zo ver noordwaarts Europa aandeed, dateert al van 1961, mijn geboortejaar maar dat heeft er natuurlijk niets mee te maken. Ik heb nooit eerder zo hoog aan de hemel een zo rode zon gezien. De tweede waarneming stemt mij gelukkig: voor het eerst sinds ik er mij ergens in augustus van bewust was geworden dat het al een tijd geleden was dat ik er een zag, zag ik een merel. Schuchter, wat ineengedoken, dicht tegen het fietspad aan en – maar misschien is dat inbeelding – een beetje slonzig of verslonst, maar toch: zwart, dat vief blikkende oog, de gele snavel. Ja, hier heb ik heel erg naar uitgekeken. De derde waarneming plaatst al vlug een domper op de feestvreugde: twintig meter verder ligt op datzelfde fietspad, jawel, een aangereden merel. Alsof iets mij eraan wil herinneren dat ik maar beter niet al te euforisch kan zijn. Het is een trieste aanblik. Ik zie voor het eerst in bijna een halfjaar eindelijk een vertegenwoordiger van een soort die ik altijd als vanzelfsprekend in mijn omgeving heb zien opdagen en waarvan ik het verdwijnen aanvankelijk niet eens had opgemerkt, ik ben blij om dat terugzien, en vijf seconden later, o wonder der statistiek – zie ik een tweede exemplaar, maar waarom moet dat dan een dood exemplaar zijn?