zondag 8 oktober 2017
9 – In Alleen Elvis blijft bestaan vertelt Paul Verhaeghe schijnbaar achteloos – maar dat
is het natuurlijk niet – een droom die hij heeft gehad: iemand trekt een
eindeloos koord uit zijn mond. Dat heeft allicht in de psychoanalyse vanalles
te betekenen, iets van fallische of oedipale aard – Verhaeghe gooit hier een
snoepje uit voor de connoisseurs van die pseudowetenschap. Mij doet het aan
twee dingen denken. Het eerste wat mij voor ogen komt is het gebruik van oude
meesters (Vlaamse of andere Primitieven) om de afgebeelde figuren van een soort
van banderollen te voorzien, uit hun mond rollende linten met daarop tekst: de
woorden die deze figuren uitspraken, een middeleeuwse voorafname op de
tekstballonnen van de twintigste-eeuwse striptekenaars. En het tweede waaraan
ik moet denken is een herinnering. Toen ik een jaar of vijftien was, werd ik
aan de neus geopereerd: het gebroken tussenschot diende rechtgezet. Enige tijd
werd, allicht ter stabilisering, mijn neusholte volgepropt met een bepaald materiaal
– niemand had mij uitleg gegeven, ik had er dus het raden naar en wellicht was
ik te geïntimideerd (door de omstandigheden en de voor mij ongewone
gezagsverhoudingen) of te versuft (door de anesthesie) om uitleg te vragen.
Mijn toestand was overigens behoorlijk penibel, je moet maar eens uren aan een
stuk alleen maar door de mond kunnen ademen, en bovendien niets mogen drinken.
Op een gegeven ogenblik werd mijn neusholte dan toch vrijgemaakt – ik weet niet
meer of het nog dezelfde dag was van de operatie, of de dag erna. De
verpleegster peuterde iets uit een van mijn neusgaten, en begon te trekken. Dan
pas zag ik wat het was: een wattenachtig iets, in de vorm van een lint. Van een
lang lint, van een lint dat langer was dan ik me kon voorstellen. Het bleef
maar uit mijn neus komen, het was meters lang, ik had mij nooit kunnen
voorstellen dat een wattenlint zo lang kon zijn, en al zeker niet dat zo’n
hoeveelheid wattenlint helemaal in mijn neusholte had kunnen zitten. Het deed
bovendien pijn, en ik herinner mij nog levendig de angst dat het zou blijven
duren en hoe, door die met paniek vermengde pijn, mijn ogen vol tranen schoten.