31 – Omdat het
leven te kort is voor small talk en een gezamenlijk etentje te zelden voorkomt
om niet te proberen erbij het onderste uit de kan te halen, vraag ik mijn
gasten om, ter voeding van het gesprek, een korte tekst mee te brengen die hen
recent op de een of andere manier heeft geïnspireerd. De oorsprong van de tekst
is om het even: krant, boek, zelf geschreven…, het doet er niet toe. Als er
maar iets uit voortkomt.
gervanpoelgeest.wordpress.com |
Mijn gasten hadden de opdracht niet vergeten! En net zoals
de vorige keer, met B, C, H en W, bleek de formule heel goed te werken. P en M
hadden, bizar toeval, allebei eenzelfde boek als bron gebruikt: Over tirannie van Timothy Snyder. Dit
leidde tot geanimeerde gedachtewisselingen over gehoorzaamheid aan het gezag,
het verschil tussen gezag en autoriteit, opvoeding, de verhouding met waarheid,
Victor Klemperer. S las een passage voor uit Hoe de wereld werd ontdekt van Felipe Fernandez-Armesto waaruit
moest blijken dat het maar van een paar historische toevalligheden afhing dat
China nooit hetzelfde expansionisme aan de dag heeft gelegd als het Westen.
Mochten bepaalde handels- en maritieme belangen in de Middeleeuwen een beetje
anders zijn geweest, de wereld zoals we die vandaag kennen had nooit bestaan.
Een les in bescheidenheid, eigenlijk. Zelf las ik het
stukje van Willy Ronis voor, dat ik speciaal voor deze gelegenheid had
vertaald, en we spraken over de foto van de omhelzing in het Gare de l’Est en
wat Ronis ermee had gedaan – en terwijl we erover spraken, kwam ik tot een
nieuw inzicht, dat, voor mij toch, een heel ander licht op de foto werpt. En
ten slotte las L een stukje voor uit Een
verhaal met een angel van Dave Goulson. Goulson is entomoloog en L is zelf
ook veel en graag met insecten bezig. Ze had het omhulsel van een libellenlarve
meegebracht in een bokaaltje: gevonden op de oever van haar tuinvijver. Dat
gaat zo (wist ik niet): de larve van de libel houdt zich enkele jaren (?)
schuil in de vijver om er dan, meestal tegelijk met een aantal anderen – ik
vermoed dat ze al die tijd niet van elkaars bestaan hebben geweten –, door de
zonnewarmte gewekt het water te verlaten en zich te ontpoppen
tot dat wonderlijk fladderende juweelblauwe helikopterwezen dat geruisloos komt
aangesuisd en dat over het vermogen beschikt om schijnbaar onbeweeglijk op hetzelfde
punt in de lucht te blijven hangen. En wat na dat ontpoppen achterblijft, is
een doorzichtig pak, dat helemaal de vorm heeft van een libel, maar niet de
kleur en de elegantie: het is een dood omhulsel, geen levend wezen, maar als
naar leven wijzend dood ding toch ook een wonderlijke aanmaning om toch vooral
dat mysterie van het leven niet uit het oog te verliezen. En dát op een dag dat
mij berichten bereikten over het feit dat het insectenbestand tot 75 procent is
afgenomen en dat we, als het zich op die manier doorzet, op een catastrofe
afstevenen aangezien we, of we dat nu leuk vinden of niet, van die beestjes
afhankelijk zijn.