3 september
Het is even na
middernacht. Ik kom thuis na een avondje cinema: Toni Erdmann. Morgen schrijf ik daar misschien iets over. Eerst nog
even Facebook tsjekken. De dood van die
19-jarige jongen waardoor we ons nu allemaal aangegrepen voelen omdat het zo dichtbij is gebeurd. De
integratieschepen van Antwerpen. Iemand – een in mijn ogen respectabel iemand –
noemt zijn uitspraken ‘neofascistisch’. Laat dat ‘neo’ maar weg, zegt een
ander. ‘Wij ons maar dubbel plooien om iets te maken van de samenleving,
terwijl dit soort figuren elke poging tot opbouw meteen weer afbreken. Spuugzat
ben ik het,’ schrijft Bieke Purnelle. Ook zij is in mijn ogen integer en het
volgen waard. Zelf word ik ‘rode mol’ genoemd vanwege een
reactie op een laffe insinuatie van een Vlaams-nationalist. Maar inhoudelijke
argumentatie? Neen. En dan dat kapitalistisch cynisme: tweeduizend mensen die
werken in een goed draaiende fabriek op straat. Achter die tweeduizend nog
duizenden anderen. On reste fière,
zegt een vrouw die een Journaal-microfoon onder haar neus geduwd krijgt. Of
neem die hele boerkinitoestand. Polarisatie alom, de mensen nemen geen blad meer voor de mond. In Saoedi-Arabië wordt een man
veroordeeld tot tweeduizend zweepslagen omdat hij atheïstisch is. Het maakt me
zo moe, zo moedeloos. En ja, dan die film. Schoonheid in het verweer. Maar volstaat
dat om de moed niet te verliezen? Ik zag vandaag de zee. Dat was ook mooi.
Vliegers in de lucht, badgasten die opkraamden omdat er slecht weer zat aan te
komen. De zomer is even weg. Hij komt nog terug, belooft Frank. Of was het
Sabine vandaag, met haar altijd ontwapenende glimlach aan het einde? Sabine
verloor onlangs haar man. Ze blijft glimlachen. Ik ben triest en denk: ‘denk
aan die glimlach van Sabine’.