vrijdag 2 september 2016

de zomer van 2016 – 58


Noordoost 11

14 augustus

dag 11 - Ueckermünde-Teterow - 133 km
Bij het optuigen van mijn fiets maak ik een praatje met een motard. Hij is al eens in België geweest, meer bepaald op het circuit van Francorchamps in de Ardennen. Het klinkt, door hem uitgesproken, exotisch. Ik vertrek en merk meteen dat de wind nog altijd uit het zelfde gat waait: het westen. Dat belooft want vanaf nu moet ik nagenoeg uitsluitend in die richting fietsen. En ik klim nog liever dan tegen wind te fietsen. Tegen wind klimmen is natuurlijk het ergste.

Na een tweetal kilometer neem ik de gelegenheid te baat om even naar het 'Strand' te fietsen. Strand is veel gezegd want ten eerste is het maar een heel klein strandje, en ten tweede ligt het niet echt aan de zee maar wel aan de Stettiner Haff, en wat dat is legde ik gisteren al uit. Anders vindt u het vast wel op Wikipedia. Ik maak een selfie, om mijzelf, mocht dat ooit nodig zijn, ervan te overtuigen dat ik hier werkelijk geweest ben.

En dan begint mijn rit. In Anklam – vreemde naam – bekruipt mij al een eerste honger, hoewel ik bij het ontbijtbuffet toch zoveel mogelijk naar binnen gepropt heb: vlees, kaas, een ei, jam, vruchten, fruitsap, koffie. Dus stop ik en koop een spie citroentaart, die ik samen met een reuzenkoffie verorber. Twee fietstrekkers zitten aan een ander tafeltje en zoeken geen aanspraak. Die krijg ik wel wanneer ik naar mijn fiets stap, en wel van een 84-jarige, ietwat verdwaasd pratende maar zeer vasthoudende man, die mij in een flits zijn hele leven vertelt, of dan toch een bondige samenvatting ervan. Fietsen deed hij ook vroeger, hij heeft eens in twee uur 65 kilometer afgelegd, en hij fietste regelmatig naar Usedom.Toen de bommen vielen, zo vertelt hij, moest hij schuilen in gindse kelder (hij wijst met gestrekte arm naar een ver verleden). Hij heeft in een staalfabriek in Rostock gewerkt, en ook nog in het leger. Enfin, de man is niet te houden en ik versta eigenlijk maar een derde of een vierde van wat hij mij in een dialectisch Duits vertelt. Ik moet hem van mij afschudden.

De rit naar Demmin over Jarmen is bijzonder saai en, door de tegenwind, lastig. Ik moet voortdurend moeite doen om vijftien per uur te halen, waardoor ik meer dan drie uur doe over die vijftig kilometer over een nationale weg – er is geen alternatief, of ik zou het risico moeten willen lopen om weer eens op een van die onmogelijke kasseistroken, of erger, terecht te komen. Quod non, vanaf nu kies ik voor de rechte weg. Ergens halverwege picknick ik op een verpulverende zitbank, met ernaast een verpulverend vuilnisbakhoudertje zonder vuilnisbak in. De bank staat naast het fietspad, dat zelf een meter of drie onder het niveau ligt van de weg waarop moto's en auto's voorbij zoeven en scheuren. Een motoachtig tuig trekt een caravan mee met daarop een wapperende vlag van de Zuidelijke Amerikaanse staten tijdens de Civil War. In een Citroën die naar het oosten rijdt, slaapt achterin een kind. Een motard luistert naar het radionieuws en ik luister een uitwaaierend ogenblik mee. Enzovoort, er passeert nogal wat op die weg van oost naar west en omgekeerd.
In Demmin ga ik op een bankje zitten op het tot een kale plek vernieuwde centrale plein. Op de bank naast mij praten twee oude dames zo luid dat ik kan horen dat ze het over de kinderen hebben die geen werk hebben, scheiden en niet op bezoek komen.

De brouwerij van Dargun herinnert er mij aan dat ik nu al bijna twee weken geen druppel alcohol heb aangeraakt. Er is in dat plaatsje ook een slotklooster, en een vijver waarop je kunt pedaloën. Dat zou ik nog kunnen doen, overweeg ik, indien ik hier vanavond zou blijven. Maar dat doe ik niet want ik wil nog een eind verder. De keuze is nu: camping of niet. Ik twijfel, en ik kies er uiteindelijk voor om in Tetorow – ik voel mij om een onnaspeurbare reden aangetrokken door die naam – een hotel te zoeken. Dat is tien kilometer naar het westen. Nog één keer volg ik de uitnodiging om een fietspad te volgen dat los ligt van de hoofdbaan. Dat betekent onvermijdelijk meer afstand, maar ik zie de hoofdbaan meteen de hoogte ingaan, dus... Maar ik had beter moeten weten. Ook nu weer word ik min of meer een richting uitgewezen en dan is het van trek maar uw plan. Gelukkig heb ik de gps. Na een kilometer of zes zie ik eindelijk een wegwijzer: Tetorow negen kilometer! Ik heb er dus al vijf umsonst gereden. Uitgerekend dan gaat de weg over van asfalt naar grind. En hij begint te stijgen. Ik moet die heuvel dus tóch nog over! De lucht begint te betrekken – een van de regenbuien die ik eerder al vanuit het westen had zien oprukken, bevindt zich nu bijna boven mijn hoofd. Het begint nog harder te waaien en het wordt donker. Ik moet die regen vóór blijven en begin van lieverlede tegen de aanwakkerende wind in de berg op te spurten. Met 25 per uur spoed ik mij als een gek naar Tetorow. Het begint te regenen, maar niet echt hard. Wanneer ik een kamer in een motel net buiten het stadje heb gevonden, is de bui, die dus niet is uitgevallen, toch niet op mij, overgewaaid.




Na de maaltijd in het Grieks restaurant naast het motel maak ik een wandeling in het verrassend mooie stadje. De elkaar hier kruisende wegen van Rostock naar Waren en van Güstrow naar Neubrandenburg buigen zich om het stadje heen. Een Ringstrasse omgordt een klein kluwen van straatjes, alles in degelijke Oost-Duitse kasseien uiteraard. Centraal ligt het plein met het Radhaus en de kerk. Een van de stadspoorten, met de voor deze streek typerende vorm (twee siergevels die hoog boven de doorgang de hoogte ingaan, naar buiten en naar binnen de stad gekeerd) is bewaard gebleven. Dit cirkelvormige centrum is omringd door een paar residentiële straten en een groot park. Een vier sereen voor zich uit starende figuren tellend monument memoreert de deportaties. Achteraan, op een van de figuren, kleeft een sticker van een neonazistische organisatie.

Güstrow, daar passeer ik morgen. Afijn, dat is toch de bedoeling want vandaag heb ik toch meermaals gedacht er de brui aan te geven. Het is op, ik ben er eigenlijk ook nooit echt ingekomen. De Franse inspiratie (van mijn fietsreis door dat land twee jaar geleden) ontbreekt, Duitsland zegt mij bitter weinig. Het verleden is hier op een vervelende, hoogst dubbelzinnige manier afwezig. (Er zijn interessantere manieren om er niet meer te zijn.) Het weer zit niet echt mee en het landschap is eentonig. Het fietst saai. En ik zie ertegenop om nog een dag of tien zo door te gaan. Ik wil eigenlijk thuis zijn, bij mijn boeken en mijn werk. T. heeft gelijk wanneer ze me laat weten dat ik er geen strafkamp van moet maken. We zullen zien uit welke hoek de wind morgen waait. En hoe het staat met de treinverbindingen.



Wie zich wil vergewissen van de eentonigheid van zo'n fietsreis, kan de foto's bekijken die ik om de 10 kilometer maakte, zonder mij te bekommeren om het uitzicht of de inhoud.