Noordoost 11
14 augustus
dag 11 - Ueckermünde-Teterow - 133 km |
Bij het
optuigen van mijn fiets maak ik een praatje met een motard. Hij is al eens in
België geweest, meer bepaald op het circuit van Francorchamps in de Ardennen.
Het klinkt, door hem uitgesproken, exotisch. Ik vertrek en merk meteen dat de
wind nog altijd uit het zelfde gat waait: het westen. Dat belooft want vanaf nu
moet ik nagenoeg uitsluitend in die richting fietsen. En ik klim nog liever dan
tegen wind te fietsen. Tegen wind klimmen is natuurlijk het ergste.
Na een tweetal
kilometer neem ik de gelegenheid te baat om even naar het 'Strand' te fietsen.
Strand is veel gezegd want ten eerste is het maar een heel klein strandje, en
ten tweede ligt het niet echt aan de zee maar wel aan de Stettiner Haff, en wat
dat is legde ik gisteren al uit. Anders vindt u het vast wel op Wikipedia. Ik maak een selfie, om mijzelf, mocht dat
ooit nodig zijn, ervan te overtuigen dat ik hier werkelijk geweest ben.
En dan begint
mijn rit. In Anklam – vreemde naam – bekruipt mij al een eerste honger, hoewel
ik bij het ontbijtbuffet toch zoveel mogelijk naar binnen gepropt heb: vlees,
kaas, een ei, jam, vruchten, fruitsap, koffie. Dus stop ik en koop een spie
citroentaart, die ik samen met een reuzenkoffie verorber. Twee fietstrekkers
zitten aan een ander tafeltje en zoeken geen aanspraak. Die krijg ik wel
wanneer ik naar mijn fiets stap, en wel van een 84-jarige, ietwat verdwaasd
pratende maar zeer vasthoudende man, die mij in een flits zijn hele leven
vertelt, of dan toch een bondige samenvatting ervan. Fietsen deed hij ook
vroeger, hij heeft eens in twee uur 65 kilometer afgelegd, en hij fietste
regelmatig naar Usedom.Toen de bommen vielen, zo vertelt hij, moest hij schuilen
in gindse kelder (hij wijst met gestrekte arm naar een ver verleden). Hij heeft
in een staalfabriek in Rostock gewerkt, en ook nog in het leger. Enfin, de man
is niet te houden en ik versta eigenlijk maar een derde of een vierde van wat
hij mij in een dialectisch Duits vertelt. Ik moet hem van mij afschudden.
De rit naar
Demmin over Jarmen is bijzonder saai en, door de tegenwind, lastig. Ik moet
voortdurend moeite doen om vijftien per uur te halen, waardoor ik meer dan drie
uur doe over die vijftig kilometer over een nationale weg – er is geen
alternatief, of ik zou het risico moeten willen lopen om weer eens op een van
die onmogelijke kasseistroken, of erger, terecht te komen. Quod non,
vanaf nu kies ik voor de rechte weg. Ergens halverwege picknick ik op een
verpulverende zitbank, met ernaast een verpulverend vuilnisbakhoudertje zonder
vuilnisbak in. De bank staat naast het fietspad, dat zelf een meter of drie onder
het niveau ligt van de weg waarop moto's en auto's voorbij zoeven en scheuren.
Een motoachtig tuig trekt een caravan mee met daarop een wapperende vlag van de
Zuidelijke Amerikaanse staten tijdens de Civil War. In een Citroën die naar het
oosten rijdt, slaapt achterin een kind. Een motard luistert naar het
radionieuws en ik luister een uitwaaierend ogenblik mee. Enzovoort, er passeert
nogal wat op die weg van oost naar west en omgekeerd.
In Demmin ga
ik op een bankje zitten op het tot een kale plek vernieuwde centrale plein. Op
de bank naast mij praten twee oude dames zo luid dat ik kan horen dat ze het
over de kinderen hebben die geen werk hebben, scheiden en niet op bezoek komen.
De brouwerij
van Dargun herinnert er mij aan dat ik nu al bijna twee weken geen druppel
alcohol heb aangeraakt. Er is in dat plaatsje ook een slotklooster, en een vijver
waarop je kunt pedaloën. Dat zou ik nog kunnen doen, overweeg ik, indien ik
hier vanavond zou blijven. Maar dat doe ik niet want ik wil nog een eind
verder. De keuze is nu: camping of niet. Ik twijfel, en ik kies er uiteindelijk
voor om in Tetorow – ik voel mij om een onnaspeurbare reden aangetrokken door die
naam – een hotel te zoeken. Dat is tien kilometer naar het westen. Nog één keer
volg ik de uitnodiging om een fietspad te volgen dat los ligt van de hoofdbaan.
Dat betekent onvermijdelijk meer afstand, maar ik zie de hoofdbaan meteen de
hoogte ingaan, dus... Maar ik had beter moeten weten. Ook nu weer word ik min
of meer een richting uitgewezen en dan is het van trek maar uw plan. Gelukkig
heb ik de gps. Na een kilometer of zes zie ik eindelijk een wegwijzer: Tetorow
negen kilometer! Ik heb er dus al vijf umsonst gereden. Uitgerekend dan
gaat de weg over van asfalt naar grind. En hij begint te stijgen. Ik moet die
heuvel dus tóch nog over! De lucht begint te betrekken – een van de regenbuien
die ik eerder al vanuit het westen had zien oprukken, bevindt zich nu bijna
boven mijn hoofd. Het begint nog harder te waaien en het wordt donker. Ik moet
die regen vóór blijven en begin van lieverlede tegen de aanwakkerende wind in de
berg op te spurten. Met 25 per uur spoed ik mij als een gek naar Tetorow. Het
begint te regenen, maar niet echt hard. Wanneer ik een kamer in een motel net
buiten het stadje heb gevonden, is de bui, die dus niet is uitgevallen, toch
niet op mij, overgewaaid.
Na de maaltijd
in het Grieks restaurant naast het motel maak ik een wandeling in het
verrassend mooie stadje. De elkaar hier kruisende wegen van Rostock naar Waren
en van Güstrow naar Neubrandenburg buigen zich om het stadje heen. Een Ringstrasse
omgordt een klein kluwen van straatjes, alles in degelijke Oost-Duitse kasseien
uiteraard. Centraal ligt het plein met het Radhaus en de kerk. Een van
de stadspoorten, met de voor deze streek typerende vorm (twee siergevels die
hoog boven de doorgang de hoogte ingaan, naar buiten en naar binnen de stad
gekeerd) is bewaard gebleven. Dit cirkelvormige centrum is omringd door een
paar residentiële straten en een groot park. Een vier sereen voor zich uit
starende figuren tellend monument memoreert de deportaties. Achteraan, op een
van de figuren, kleeft een sticker van een neonazistische organisatie.
Güstrow, daar
passeer ik morgen. Afijn, dat is toch de bedoeling want vandaag heb ik toch
meermaals gedacht er de brui aan te geven. Het is op, ik ben er eigenlijk ook
nooit echt ingekomen. De Franse inspiratie (van mijn fietsreis door dat land
twee jaar geleden) ontbreekt, Duitsland zegt mij bitter weinig. Het verleden is
hier op een vervelende, hoogst dubbelzinnige manier afwezig. (Er zijn
interessantere manieren om er niet meer te zijn.) Het weer zit niet echt mee en
het landschap is eentonig. Het fietst saai. En ik zie ertegenop om nog een dag
of tien zo door te gaan. Ik wil eigenlijk thuis zijn, bij mijn boeken en mijn
werk. T. heeft gelijk wanneer ze me laat weten dat ik er geen strafkamp van
moet maken. We zullen zien uit welke hoek de wind morgen waait. En hoe het
staat met de treinverbindingen.
Wie zich wil
vergewissen van de eentonigheid van zo'n fietsreis, kan de
foto's bekijken die ik om de 10 kilometer maakte, zonder mij te bekommeren
om het uitzicht of de inhoud.