Noordoost 10
13 augustus
dag 10 - Oderberg-Ueckermünde - 160 km |
Ik ben blij Die Grüne Aue te verlaten: het is geen
sympathiek hotel en waaraan ligt dat dan precies?
Ik fiets langs
de Parsteiner See tot in Angermunde, waar ik een koffie drink met een gebakje.
Ik krijg steeds sneller na het ontbijt opnieuw honger – 't is dat ik in mijn
reserves aan het tasten ben, vermoed ik. Vandaag doe ik Stettin aan, het wordt
dus nog een zware dag want ik zal daar pas om een uur of drie zijn en dan moet
ik Polen weer uit want ik heb geen zin om daar te overnachten. Stettin heet,
overigens, in het Pools Szczecin.
De ochtendrit
voert mij via Passow tot in Schönow. Pools klinkende namen: de grens, waar ik
nu al een paar dagen tegenaan rijd, is hier een door de geschiedenis
herhaaldelijk heen en weer geschoven pennetrek op de kaart. Nu is hij in de
Oder en de Neiße blijven steken. Alleen hier niet, want de voormalige Duitse
Hanzestad Stettin is dus, samen met een stuk linkeroever, Sczcecin geworden. Ik
denk in Schönow bij het dichtgetimmerde stationnetje een mooie picknickplaats te
hebben gevonden, maar dat is buiten de bijen gerekend die nieuwsgierig zijn
naar wat ik tussen mijn boterhammen leg. (Het is nochtans altijd hetzelfde:
kaas met een tomaat, worst, chocolade.) Eerst komt er eentje kijken, dan zijn
het er twee – en al vrij vlug sta ik daar al als een gek in coureurskloffie te
springen en wild om me heen te slaan. Gekke indruk moet dat maken op de twee
autobestuurders die passeren. Ik kras meteen op en onderneem een tweede
picknickpoging in het volgende dorp, Blumberg. Daar luiden net de klokken, een
beetje ongewoon voor een zaterdag half twaalf. Ik vraag aan het oude koppel dat
buiten op het terras van zijn eenvoudige woning zit te paffen wat er aan de
hand is. Het is een begrafenis. Als dat maar niet omineus wordt! Ze vullen nog mijn
fles met kraantjeswater en ik neem voor altijd afscheid van deze twee mensen.
Welk leven hebben zij gehad?, ik zal het nooit weten.
Onderweg,
boven een van de meertjes waar ik langs rijd, jaagt een visarend. Ik realiseer
me dat ik er al een paar gezien heb. In deze streek laten minder vogels zich
zien. Veel spreeuwen, dat wel. En boerenzwaluwen. Gisteren zag ik vier
ooievaars achter een tractor die op een omgeploegde akker mest aan het
injecteren was.
Ik stop nog
voor een koffie in Penkun en rijd dan in één ruk door naar Stettin. Het eerste
stuk, tot aan de grens in Linken, valt mee omdat ik veel rugwind heb. Maar dan
begint de miserie. De Polen leggen hun fietspaden enkel pro forma op aan de fietsers.
Eigenlijk gaat het om voetpaden, die je dan bij elke kruising of oprit van een
huis op en af moet – je moet al een halve cyclocrosser zijn om overeind te
blijven. Neen, dit is nóg erger dan de fietspaden bij ons – en dat wil toch al
wel iets zeggen.
Het eerste wat mij na het overschrijden van de grens opvalt,
is een gigantische reclame voor McDonald, gevolgd door een onafzienbare reeks
verkooppunten van prullaria en rommel. Het voorgeborgte van Szczecin is – had ik
het anders verwacht? – grauw, grijs, groezelig. Wat een idee eigenlijk, om deze
stad als uiterste punt van deze reis te kiezen – wat had ik mij daar eigenlijk
bij voorgesteld? Ik zoek en vind mijn weg naar de kathedraal. En ondertussen
vloek ik maar op die verschrikkelijke fietsinfrastructuur. Bij een kraam koop
ik water en een cola en een appel, die half rot blijkt te zijn. Ik wissel voor
deze schatten de enkele zloti’s in die ik van thuis heb meegebracht, ze lagen
al een paar jaar in het parkeermuntenvakje van mijn auto – dat moet nog zijn
van de tot dusver enige keer dat ik in Polen was. 2010 of zo moet dat geweest
zijn.
Zo rap
mogelijk hier weg! Dat is de enige gedachte die mij beheerst. Opnieuw, nu langs
de noordwestelijke uitvalsweg, diezelfde helletocht over de door een sadist
ontworpen ‘fietsinfrastructuur’. Ik hoop dat mijn laptop dit overleeft...
Het
probleem is nu dat ik nog dertig kilometer moet tot aan de grensovergang nabij
Dobieszczyn, en dan nog eens twintig vooraleer ik opnieuw zoiets als een
bewoonde wereld aantref in Duitsland. De rit leidt nu noordwestwaarts (naar
voormalig Oost-Duitsland!) en dus tegen de wind in. Het stuk in Polen loopt
door een onafzienbaar naaldwoud. In Duitsland kom ik achtereenvolgens in Hintersee
en Gegensee. Maar eerst fiets ik nog voorbij een museum voor DDR-relicten. Ik bezoek
het niet omdat het al te laat wordt (en zal daar later spijt van krijgen). In
Gegensee zie ik een paar fietsers voor een Gasthaus zitten: ze eten pizza, maar
mogelijkheid om te overnachten is er niet. Het is ondertussen al half zeven. In
Ahlbeck stop ik voor een avondmaal: bijzonder smaakvolle aardappelen, goulash
en rode kool. In Eggesin informeer ik in een pension of er nog een kamer is,
maar nadere inspectie leert dat ik in een soort van speelhol-slash-cabardouche
of toch in elk geval rendez-voushuis ben terechtgekomen. Dus gaat het nog
verder, en uiteindelijk vind ik, met 160 kilometer op de teller, in Ueckermünde
een kamer, de laatste, in het chique Hotel am Markt. De bezetting is compleet
doordat er havenfeesten zijn.
Ueckermünde
ligt aan de Stettiner Haff, een binnenzee die door middel van twee of drie
vaargeulen met de Oostzee is verbonden en voor het overige door landengten
daarvan is gescheiden. De festiviteiten langs de kade zijn al afgelopen. Enkele
Aziaten proberen er nog goedkope schoenen, tassen en riemen te verkopen. Er is ook
een kraam met softijs (soft ice makes you cool) en uiteraard een
worstebroodventer, de hele straat riekt ernaar. Het nog actieve kermisgedeelte,
met de obligate decibels, is betalend en dus niet toegankelijk voor gewone
stervelingen die daar niet per se in geïnteresseerd zijn. Het lawaai gaat wel nog tot middernacht door,
inclusief een vuurwerk dat mij aan Aleppo doet denken omdat ik het door mijn
hotelkamerraam, dat op een blinde muur uitgeeft, niet kan zien.
De gedachte
van deze niet al te best verlopen dag, overigens, is deze: wat mis ik eigenlijk
als ik geen Facebook volg, als ik niet de Vlaamse politieke actualiteit volg,
als ik zo goed als niets volg behalve het traject dat ik mijzelf heb opgelegd,
waarbij ik mij realiseer dat de compensatie voor deze steeds nadrukkelijker op een beproeving
uitdraaiende eentonige fietsreis voornamelijk zal gelegen zijn in wat ik leer,
in de terugblik erop, en in het schrijven van deze notities en de – hopelijk –
belangstelling die een aantal mensen ervoor zullen opbrengen?
Wie zich wil
vergewissen van de eentonigheid van zo'n fietsreis, kan de
foto's bekijken die ik om de 10 kilometer maakte, zonder mij te bekommeren
om het uitzicht of de inhoud.