zondag 3 augustus 2014

tour 112



11 mei 2014

dag 13.3

Die man van het hotel, besef ik nu, geleek bijzonder goed op mijn vader zoals ik mij hem herinner toen hij op het eind van zijn leven was gekomen. En dus geleek de man van het hotel min of meer op hoe ik er binnenkort zal uitzien: wijkende haargrens, wallen onder de smalle ogen, dik aangezette lippen, een ronde kop. Alleen was het hoofd van de hotelier behoorlijk klein uitgevallen. Ik heb, net zoals mijn vader er een had, een bijzonder groot hoofd. Elk hoedje dat ik pas, valt te klein uit. ‘Dat is van de zorgen’, zeg ik dan altijd, om niet te moeten zeggen dat het van het verstand is en van de enorme hoeveelheid nutteloos opgeslagen informatie.

Ik besef dat ik niet kan schrijven over een reis die ik maak zonder het over mijn vader te hebben.

Mijn vader is lelijk oud geworden, zou ik dan kunnen beginnen. Hij was knap als jongeman, maar die schoonheid is op een kwalijke wijze ten gronde gegaan. Hij had het reizen in zich. Laat in zijn leven, toen alles al verzonken was en hij begon terug te deinzen voor de ouderdom die hem wachtte, probeerde hij in voetreizen naar Compostela een herinnering te vinden aan de bedevaart die hij ooit als jongeman naar Rome had gemaakt en die niet heeft mogen baten…

Ja, zo zou een relaas kunnen beginnen dat in mijn verslag over mijn reis een terechte plaats aan mijn vader zou bieden omdat hij het natuurlijk is geweest die de hang naar reizen aan mij heeft doorgegeven…