F. lijkt in de tegels van het perron inspiratie te zoeken.
Hij zegt, nadat ik mij bij hem heb gevoegd, dat de kwaliteit van het voegsel te
wensen overlaat. Het perron is nog maar een jaar of twee geleden opnieuw
aangelegd, maar hier en daar is dat voegsel al verdwenen en beginnen er tegels
los te zitten. Er zijn er zelfs al een paar gebarsten. Maar waarvoor zocht F.
inspiratie? We nemen in de trein tegenover elkaar plaats. F. krijgt zijn laptop
aan de praat, en legt op het zitje naast het zijne een bundeltje met de hand
beschreven vellen papier neer. Hij consulteert die vellen voor datgene wat hij
op de laptop aan het doen is. Hij brengt fragmenten samen. Met goed voegsel,
hoop ik. ‘Ik moet een speech geven.’ Ik zeg: ‘Dat is voor jou toch geen
probleem.’ ‘Toch wel,’ antwoordt F. ‘Schrijven is niets. Maar ik geraak niet
los van het blad.’ ‘Ja,’ zeg ik, ‘dat moet wel als je speecht: loskomen van het
blad.’