vrijdag 8 juni 2012

mail aan de auteur van een reactie

Beste Leen,

Bedankt voor je reactie. Ik hoop dat ik – in het algemeen – de vrouwen en – in het bijzonder - jou niet heb beledigd. Ik heb enkel uiting gegeven aan mijn (onvermijdelijk tastende) overtuiging dat het 'niet ten volle opnemen van de vrouwelijkheid' van vrouwen andere vrouwen maakt dan de vrouwen die hun ‘vrouwelijkheid’ wel ‘ten volle opnemen’. Hetzelfde geldt voor mannen en hun mannelijkheid. En voor alle duidelijkheid: ik heb het niet in eerste instantie over het hebben van kinderen maar wel over het toelaten en ervaren van seksualiteit. Ik schrijf: ‘Ik ben, en blijf, overtuigd van het feit dat iemand die nooit de warmte en de troostende compliciteit van de seksuele gemeenschap en eventueel het daaruit voortvloeiende (of voortspruitende) ouderschap heeft gekend, nooit écht, dat wil zeggen volledig, heeft geleefd.'
Onbaatzuchtigheid is een schone deugd die niet hoog genoeg kan worden ingeschat. En vrouwen zijn naar mijn aanvoelen niet te herleiden tot ‘uit te huwelijken fokvee’ – als ik dat in jouw ogen zou gesuggereerd hebben, kan ik niet anders dan dat ten zeerste te betreuren.
Het celibaat, ook van mannen, heeft zeker voor culturele hoogstandjes gezorgd, ja, het is er vaak een voorwaarde voor. Wie vrijgezel blijft, heeft meer tijd. Zo simpel is dat. In die zin vind ik het niet eens iets ‘absurds’, zoals jij stelt. Maar evengoed heeft het van vrouwen – en mannen – ongelukkige en in méérdere opzichten steriele wezens gemaakt. Ik ken natuurlijk niet alle nonnen, maar ik heb zo’n vermoeden dat velen van hen dit lot beschoren was. Het zijn niet allemaal Theresa van Avila’s en Hadewychen! Het zou interessant zijn om eens te bekijken wat de aanleiding/oorzaak/reden was van vele intredens en ‘roepingen’ tijdens laat ons zeggen de eerste helft van de twintigste eeuw. Ik schat dat er veel vaker economische en ander minder ‘hoge’ motieven meespeelden dan meestal wordt aangenomen.
Beste groet,
Pascal