dinsdag 12 juni 2012
schrikkel 146g
Le Bateau Mouche,
ik had dat nog nooit gedaan – te duur, te massaal, te laag ook: hoe kon je nu
Parijs beter zien dan vanuit de straten zelf en van op de Seinekaden; de Seine
zelf is een sleuf – en daarin is, inderdaad, veel aan het zicht onttrokken.
Maar goed, we deden het voor de kinderen en ik moet zeggen: het is een
onvergetelijke ervaring geworden. Zo’n boot biedt een uniek perspectief op de
bekende historische gebouwen, die een na een met een bezadigde vaart aan je
voorbijschuiven. Ergens ver achter je mummelt een luidspreker waar niemand naar
luistert de namen in een paar talen van Babel: Samaritain, Quai d’Orsay, Tour
Saint-Jacques, Notre Dame… En je vaart onder bruggen door, mensen erbovenop zwaaien
je toe. Sommige maar, zeker niet allemaal. Je voelt dat dit vroeger een
algemener gebaar was – zoals je als kind ook wel eens naar een passerende trein
zwaaide. En dan zijn er de ruggen van de Japanse toeristen die elkaar vooraan
op de boeg komen fotograferen. Prachtige ruggen, leuke poepjes. Het dessin van
hun blouses en broekjes en hoedjes ook: subtiele patronen, smaakvolle
kleurencombinaties. En dan keren ze – even maar – terug naar hun plaats vlak
achter je en schreeuwen recht in je oor hoe prachtig het allemaal is wat ze
hier te zien krijgen en in hun digitale bakjes mee naar huis kunnen nemen – met
zichzelf op de voorgrond natuurlijk want, zeg nu eens, zou er ooit al, door al
die talloze miljoenen, één Japanse toeristenfoto zijn gemaakt waarop géén Jap
met zijn rug naar het monument gekeerd staat te poseren, ondertussen zelf ook
weer dat monument onzichtbaar makend? Dit tafereel bleef zich maar tussen ons
en al dat voorbijglijdende fraais afspelen. Tien keer, twintig keer. Met één
koppel, twee, ja op een gegeven ogenblik zelfs drie koppels. En maar kwetteren.
En dan moest elke foto nog eens twee keer worden gemaakt, de eerste keer met
het eigen fototoestel, dan met het fototoestel van de gefotografeerde. En maar
brullen in mijn oor telkens ze naar hun plaats terugkeerden. Het hielp niet
deze wezens in het Brugs dialect toe te spreken. Dat ze zich zo niet moesten
aanstellen. Dat ze eens moesten kijken hoe mooi Parijs toch is, zelfs vanuit
een sleuf gezien. Dat ze moesten ophouden met in mijn oor te brullen. Dat ze nu
eindelijk eens op hun stoel moesten blijven zitten. Neen, ze bleven maar elkaar
fotograferen en ze hielden daarmee niet op tot die bateau moche eindelijk weer was aangemeerd.