JUST
NIKS
Gisteren
kreeg
ik op een
kort stukje over de
houding van Wout van Aert in Gent-Wevelgem
achtenvijftig
opmerkingen.
Bij
serieuzere onderwerpen is dat meestal
niet
het geval. Ik
zal
het dispuut
niet
nog eens overdoen – het is duidelijk dat de meningen verdeeld zijn
en
daar is niets op tegen.
En ochgot, waar gaat het maar over. Inderdaad,
@Max Borka, de wereld staat in brand. Maar moet ik wachten tot dat
vuur geblust is vooraleer ik nog iets kan zeggen over iets anders?
Ik
kijk graag en zeker
niet
voor de eerste keer naar de koers, @Pierre
Winkler. Ik
mag
zelfs
zeggen
dat ik er iets van ken. Ik
weet
heus ook
wel
dat het een ploegenspel is en dat het niet altijd de beste is die
wint.
Maar
wat
mij veel
meer dan het louter sportieve interesseert,
is wat je uit het voorval kunt leren op een bredere schaal. Wat zegt
het over onze maatschappij, over ons?
We
moeten van volksjongen Wout, ongetwijfeld
verstandig
maar zeker
geen
filosofisch genie, niet meteen grensverleggende
wijsheden
verwachten. Maar zijn
uitspraak – ‘Ik
moet just niks’ – zegt
natuurlijk wel íets.
Over de
tijdgeest,
bijvoorbeeld. Zoals ook het feit dat de uitspraak druk en met
instemming wordt overgenomen
veelzeggend
is.
Stel
eens dat je
‘Ik
moet just niks’ zou zeggen in gelijk welke andere
arbeidscontext:
voor
de klas, in de operatiekamer, aan de lopende band. En als wielrennen
inderdaad een ploegsport is, of is geworden, zoals bijvoorbeeld
wielerkenner @Paul
Rigolle terecht
beweert,
wat betekent het
dan, als
de
kopman zegt:
‘Ik moet just niks’? Kan
hij
dan
met hetzelfde gezag hulp verwachten van zijn luitenanten
en secondanten?
Zouden
ze
bij het afstaan van een wiel, het aandragen van bidons, het uit de
wind zetten, het tussen de volgwagens door terug naar het peloton
brengen na een lekke
band of een valpartij niet
ook liever eens willen zeggen: ‘Ik moet just niks’? Totale
vrijheid bestaat niet. Wat
zou Wout
van Aert volgende
zondag,
of de zondag daarna,
zeggen
als Laporte
zou
weigeren hem
te helpen met als motivatie: ‘Moi t'aider? Mais
quelle idée. Je
ne te dois rien.’
Een
renner moet één ding, en dat is snel en verstandig fietsen. En dat
snel en verstandig fietsen kan maar één finaliteit hebben: winnen.
Liefst
op een mooie manier. Als
een renner, gelijk welke renner, met
panache wint,
kan
ik daar met
volle teugen van genieten.
Dat is niet just
niks.
En
als hij niet zelf kan winnen dan moet hij ernaar streven dat iemand
anders van zijn ploeg dat doet.
Dat
is ook niet niks.
Ik
supporter voor een mens, een sportman, een jongen van het volk. Ik
supporter niet voor
een ploeg,
wel
voor Wout en Tiesj en Nathan, maar ook voor Arnaud en Tim
en
Remco.
Ik
wil dat Wout wint, en als Wout niet wint dan om het even welke andere
Belg, ongeacht
het kleur van zijn
shirt.
Ik supporter niet
voor een commerciële
ploeg
die stijf
staat van het sponsorgeld, en al zeker niet als dat geld afkomstig is
van een
supermarktketen
die maling heeft aan het milieu, die
prijzen dumpt en werknemers onderbetaalt,
en die
bovendien een gokbedrijf
als
medesponsor naast
zich duldt.
Het
liefst heb ik nationale
ploegen, zoals op het WK, met
op basis van hun kwaliteit en winstkansen geselecteerde renners
die voor die ene dag het commerciële belang ondergeschikt maken.
Al
weet ik natuurlijk ook wel dat ook daar het geld
regeert.
Daarmee
heb ik niet
gezegd
dat ik
niet
kan genieten van de tactische verwikkelingen die
het
ploegenspel met
zich meebrengt –
maar dat is iets anders.
Geef
mij maar Eddy Merckx, kampioen
uit
een
ándere
tijd, die
naar
aanleiding van de door Van Aert gedesavoueerde zege zei
dat hij het nooit zou hebben gedaan, een klassieker weggeven, maar
die daarom
niet minder voor zijn
ploegmaten zorgde,
bijvoorbeeld
door na
zijn carrière sommige
van
zijn trouwe soldaten werk
te verschaffen
in
zijn fietsenfabriek.
De
uitspraak ‘Ik moet just niks’ getuigt van een individualisme dat
mij niet zint. Het is de logica van de eigenzinnige puber die bij
kritiek zegt: ‘Ik kan of
wil dat niet
want ik bén
nu eenmaal zo’. Van Aert onttrekt zich met
het wegschenken van zijn zege aan
de verwachtingen van zijn supporters en
van
de
wedstrijdorganisatoren.
Zal
hij bij
een toekomstig
falen
ook zeggen: ‘Ik moet just niks’? (En
dat falen zal er
ongetwijfeld komen omdat er nu eenmaal in
elke wedstrijd maar
één winnaar kan zijn.
Niemand zal het hem
kwalijk nemen als hij zijn best heeft gedaan.)
Ik
kom bij het
tweede luik van deze notitie: het verbaast mij dat velen – zo
blijkt uit een behoorlijk aantal van die achtenvijftig
reacties
– hem
gelijk geven als Van
Aert de
vrijheid voor zichzelf opeist. In
de gretigheid waarmee velen
– vaak mannen van middelbare leeftijd zoals ikzelf – met
dat ‘Ik
moet just niks’ instemmen,
proef
ik het
verlangen om eindelijk
eens dat
ethos
van het altijd moeten van zich af te
kunnen
werpen. Ze stemmen in met een individualisme
dat
ze zich zelf nooit hebben kunnen permitteren en
waarvan ze maar al te goed weten dat het nooit nog binnen hun bereik
zal komen.
Welnu,
ik doe dat niet. Ik zeg niet dat ik just niks moet of
dat iemand die dat zegt gelijk heeft.
Ik
geloof nog altijd dat het in de
wielersport
gaat
om de
beste te
zijn
en ook om de beste te willen zijn.
Dus,
Wout,
je moet wél iets. Je moet je
best doen om te winnen.
Te beginnen met de twee eerstvolgende koersen, die
allebei nog op
je palmares ontbreken.
Als je dan verliest, en
dit keer niet met opzet, zal
jouw ‘Ik moet just niks’ je niet van pas komen. Die lat heb je nu
zelf zo hoog gelegd.