dinsdag 7 juni 2016

los ingeslagen 324




[De hier volgende dagboekbladen van 8 tot en met 16 februari 2002 zijn een bewerking en selectie van notities die ik maakte tijdens een studiereis naar Stockholm, georganiseerd door Gilbert Decouvreur, leerkracht aan het Gentse Sint-Lucasinstituut. De deelnemers waren studenten, leerkrachten en sympathisanten.]



13 februari 2002

(…)

*

Het weer: bewolkt, winderig en rond het vriespunt.

*

G. op een wandeling door de stad: ‘Ge moet het niet hebben over data: architecten bouwen voor de eeuwigheid.’ En: ‘Het uurwerk op de toren wijst “vierendertig over negen” aan. Eens zien, bij mij ook. Dus: ze hebben gelijk.’ En: (…). En: ‘Elk jaar is Stockholm de stad met het hoogste aantal absurde doden. Hier worden elke winter gemiddeld tien hersenpannen doorboord door naar beneden vallende ijspegels. Het is een gemiddelde want de ene winter is al strenger dan de andere.’ Ziedaar een van de voordelen van het opwarmende klimaat: er zijn minder van die absurde sterfgevallen in Stockholm!

*

Op het Ridderhuis (het parlement van de adel) staat in Romeinse kapitalen: ‘DIVINO SINE NVMINE FAVSTVM EST NIHIL’: ‘Zonder goddelijke voorspraak loopt niets goed af.’ G. spreekt (…) over deze politieke instelling: wat hier een selecte kring besliste, werd, omwille van de democratische schijn, in het ‘gewone’ parlement nog eens dunnetjes overgedaan.
In het Rathus (Stadhuis) heeft de architect door middel van bustes hulde betoond aan zijn ambachtslui. Uit hun midden mochten ze daarenboven de volgens hen meest verdienstelijke werkman kiezen – die zou worden geëerd met een geschilderd statieportret. De werklui kozen voor de bierleverancier. Subversiviteit in het land van Tegenkoning Alcohol. (De anekdote dateert van vóór het socialistisch puritanisme waar het land meer dan een halve eeuw onder gebukt is gegaan – maar dat wel, door Peter Hall in zijn artikel over Stockholm dat ik voor de reis heb doorgenomen, wordt ingeroepen als een van de fundamenten van de ongekende welvaart die in dit land werd bereikt.)
G. in de Raadzaal van het Stadhuis: ‘Hier wik en weeg ik vanzelf mijn woorden. Ik kan mij voorstellen dat het er zo niet toegaat in het nieuwe Vlaamse Parlement.’ En tot de gids: ‘Sweden gave us a magnificent queen; we give you our yearly presence in return.’ (…)

*

Het thema man-vrouw in Raadhuis, Concertgebouw en Bibliotheek:
1. (…)
2. Zuilenparen in de Galerij van de Prins (in het Rathus): achthoekige en ronde. De gids: ‘Sommige mannen zeggen dat de hoekige de vrouw voorstellen omdat de vrouw volgens hen zo veelzijdig is dat ze voor hen, de mannen, ongrijpbaar blijft.’ Ik was natuurlijk geneigd om te kiezen voor het voor de hand liggende antwoord: de ronde zuil is de vrouw, omdat nu eenmaal haar anatomie…
3. In de Gouden Zaal stelt de man de toekomst voor en de vrouw het verleden.
4. De twee beelden buiten aan het water: de naakte vrouw daagt uit, pronkt; de naakte man maakt een wegwerpgebaar.
5. De ‘helping hands’ op de pilaren die de trapleuningen afsluiten in het vooral op kleuraanwending terende Concertgebouw van Tengbom: een naakte man en een naakte vrouw, allebei op dolfijnen rijdend. De kont van de bronzen vrouw is meer gepatineerd dan die van de man: meer handen hebben bij haar steun gezocht bij het afdalen van de trap.
6. Vroeger – ze zijn nu weg – fungeerden Adam en Eva als deurklink in de Bibliotheek van Asplund (oranje trommel op dito kubus): om hier binnen te treden moest je langs de Schepping passeren.

*

We bezoeken (…) de Bibliotheek van Asplund (…). De cirkel blijkt een constante op deze reis: de kerkjes op Borgholm, de kerkhofkapel op de begraafplaats in Valdemarsvik, de leeszaal van de Technische Hogeschool en nu hier, in deze prachtige bibliotheek van Asplund: de voorleeskamer voor de kleintjes en de monumentale bibliotheekruimte waar het respect voor alle verzamelde boekenwijsheid werkelijk een sacrale dimensie krijgt. Met een dergelijke architectuur kan het trouwens niet anders: ze heeft iets dwingends.

*

(…)

*

Met G., S. en T. naar een brocantezaak waar we – buitengewoon toevallig in zo’n grote stad – de twee gidsen die ons in het Concertgebouw hebben rondgeleid tegen het lijf lopen: de jonge onzekere vrouw en de oudere die zo mooi Engels praatte. Daarna maken we nog een ritje met de metro.

*

(…)