12 juni 2016
maandag
Het cultuurrelativisme
heeft zijn tijd gehad
Het is ook mij niet ontgaan dat de spanning tussen de
westerse cultuur en de islam oploopt. Ik heb daarover nagedacht en ik stel bij
mezelf een verandering van denken vast.
Ik plaats hieronder 'het Westen' tegenover ‘de islam’, maar
ik had ook een andere ‘andere cultuur’ kunnen nemen. Ik begin met vier algemene
beschouwingen en ga daarna dieper in op enkele concrete zaken.
1.
Als mensen van de ene culturele context naar de andere
vluchten of verhuizen, dan moeten ze zich zo goed mogelijk aan die nieuwe
context aanpassen. Om pragmatische redenen, maar ook uit het respect dat zij
verschuldigd zijn, zoals ook een bezoeker de gebruiken van de gastheer hoort te
respecteren. Dat respect gaat dan over taal, zeden, waarden en normen.
Uiteraard kunnen die mensen hun eigen gebruiken, religie, omgangsvormen
etcetera bewaren, maar wanneer ze daarbij in conflict komen met de waarden van
het gastland, dan horen deze laatste voorrang te hebben. Uiteraard geldt dit in
beide richtingen: zowel voor moslims die naar hier komen als voor westerlingen
die naar ginder gaan. Wij, westerlingen, geloven in de waarde van onze Verlichtingswaarden.
Wij aanvaarden dat wij deze niet mogen opdringen aan anderen (zoals we het
vroeger maar al te graag deden uit economisch belang), maar wij horen ook te
aanvaarden dat wij bereid moeten zijn om ervoor op te komen als ze door die
anderen worden gecontesteerd.
2.
Ik sta zeker niet voor de volle honderd procent achter de
westerse waarden. Consumentisme, georganiseerde hebzucht, de uitputting van het
milieu, de te ongelijke verdeling van de rijkdommen: dat zijn maar een paar
zaken die ik verafschuw. En ik ben ook niet te beroerd om te zeggen dat we ten
aanzien van sommige zaken beter een voorbeeld zouden nemen aan hoe de anderen
het hebben georganiseerd of bewaard. Zo hebben moslims duidelijk meer respect
voor familiebanden en voor oudere mensen. Maar van een aantal zaken zeg ik: het
is maar beter dat ze dat niet importeren want ik denk dat wij een beter systeem
hebben. En dan denk ik aan het strafrecht, de relatie tussen de seksen, de
tolerantie ten aanzien van andersdenkenden, de (altijd relatieve) vrijheid
waarover wij beschikken: meningsuiting, seksuele identiteit, politieke
rechten...
3.
Ik begin er meer en meer van overtuigd te raken – en in die
zin ben ik effectief aan het ‘verrechtsen’ – dat het Westen op grond van een
overwaardering van de compatibiliteit van culturen (cultuurrelativisme) te lang
een te lakse houding heeft aangenomen en niet genoeg is opgekomen voor het
vrijwaren en verbeteren van de eigen waarden. Maar tegelijkertijd is het niet
kritisch genoeg geweest ten aanzien van bepaalde waarden van de islam die,
vanuit ons perspectief gezien, minderwaardig zijn of gewoon niet door de beugel
kunnen.
4.
Ik begin er meer en meer van overtuigd te raken dat het niet
goed is om zich te schamen voor een rangorde van waarden, waarbij de ‘eigen’
waarden ‘meer’ waard zouden zijn dan die van de anderen. Die anderen houden er
ook een rangorde op na en zouden niet aarzelen om hun rangorde aan ons op te
leggen indien ze daartoe de mogelijkheid zouden krijgen (of nemen). Zolang ze
in de minderheid zijn en het niet democratisch kunnen afdwingen, kunnen ze dat
niet doen. Maar ik ben niet blind voor de demografische verschuiving: Europa
zal in de volgende decennia in toenemende mate islamiseren. Of we dat leuk
vinden of niet doet er niet toe. Het enige wat we kunnen doen is dat proces
vertragen door meer integratie en zo mogelijk assimilatie te verwachten – maar
ik vrees dat het daarvoor al te laat is. Juist het gebrek aan goed
georganiseerde integratie heeft de radicalisering van de te gast zijnde cultuur
in de hand gewerkt. Bovendien zullen klimaat en honger de tegenstellingen
verscherpen; de vluchtelingenstromen zullen, zolang het in Europa beter is dan
elders, aanhouden; de culturele tegenstellingen zullen, door de schaarste van
middelen en kansen, alleen maar groter worden. Dit alles is nu volop aan het
beginnen.
5.
In het licht van de algemene beschouwingen 1 tot en met 4
worden we geconfronteerd met concrete incidenten die te maken hebben met het
samenleven – of het botsen – van twee culturen. En daarover heb ik het volgende
te zeggen, steeds uitgaande van wat ik onder punt 4 heb gezegd: er is een
meerderheids- en een minderheidscultuur, of als je het anders wilt zeggen: een
ontvangende cultuur en een cultuur die te gast is en die zich tot op zekere
hoogte, minstens voor wat betreft fundamentele zaken, moet aanpassen en daartoe
de gereikte hand aannemen.
Ik geef een paar voorbeelden (er zijn er veel te geven omdat
er veel – en steeds meer – spanningsvelden zijn).
* Ramadan vieren is geen probleem zolang dit niet in
conflict komt met de manier waarop het Westen zijn samenleven organiseert.
* De westerse slachthuizen zijn even barbaars, en wellicht
barbaarser, dan de praktijk van het ‘onverdoofd’ slachten.
* Het westerse seksisme, bijvoorbeeld in de reclame, is al
even verwerpelijk als de manier waarop in de moslimwereld de relatie tussen de
seksen is georganiseerd.
* Als je godsdienst op school ter sprake wil brengen, doe
dat dan met een introductie over alle wereldgodsdiensten en maak daarbij ook
duidelijk dat onze cultuur christelijke wortels heeft – maar Koranschooltjes op
zaterdag organiseren in Schaarbeek of Molenbeek en die kinderen dan op maandag
naar school sturen en verwachten dat die school zich aan de godsdienstgebonden
wensen van die kinderen (en hun ouders) aanpast, dat kan niet.
* Hoofddoekendracht is een minder essentieel probleem dan
bijvoorbeeld racisme op de arbeidsmarkt (het niet aanwerven louter op basis van
de naam en niet de kwaliteiten van de kandidaat-werknemer). Maar over
hoofddoeken toch nog dit. Als vrouwen vrij zijn in moslimlanden dragen ze die hoofddoek
liever niet, daar ben ik van overtuigd. Kijk maar naar foto’s van het
verwesterde Iran van vlak voor de ayatollahs. Kijk maar naar de verandering in
Turkije de voorbije jaren, waar de vrouw opnieuw in een meer ondergeschikte rol
wordt geduwd en dus ook opnieuw meer de hoofddoekplicht opneemt. Hoe meer
ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, hoe meer hoofddoeken. Natuurlijk zeggen
die vrouwen dat ze de hoofddoek uit eigen beweging dragen – hoe zou je zelf
zijn als je niet anders kunt? Hoofddoeken horen in het Westen niet thuis in de
uitoefening van een openbaar ambt omdat het openbaar ambt wordt georganiseerd
door de meerderheidscultuur, maar ook omdat hoofddoeken, net als kruisbeelden
of keppeltjes, een statement zijn en een openbaar ambt hoort neutraal te zijn:
scheiding van kerk en staat. Ook T-shirts met niet-neutrale boodschappen op,
lijken mij in een openbaar ambt niet wenselijk. Gelaatsbedekkende kledij moet
zéker verboden worden, en niet alleen in het openbaar ambt maar ook in de
openbare ruimte. Los van dat alles vind ik strak aangebonden hoofddoeken gewoon
lelijk, maar dat doet niet ter zake. Wat wel ter zake doet, voor mij als man,
is de reden waarom die moslimmannen hun vrouwen het dragen van de hoofddoek
opleggen: alsof mannen oncontroleerbare dekstieren zijn die elke vrouw met
onbedekt haar zouden bespringen. Ik ga niet beweren dat er geen mannen zijn die
zichzelf niet onder controle hebben, maar ik wens mij echt niet te moeten
vereenzelvigen met een dergelijk manonvriendelijk manbeeld. Anderzijds vind ik
ook dat bepaalde westerse vrouwen en jonge meisjes een beetje overdrijven in
het ‘onbedekt’ zijn – en daarin ook maar volgen wat de reclame hun
voorschrijft. Ook dat confronteert mij met mijn seksualiteit op momenten dat ik
dat niet wens: van mij kan men niet verwachten dat ik niet zie wat aan mij wordt getoond. Ik begrijp overigens heel goed
dat de overseksualisering van ons westerse straatbeeld voor onze gasten, die er
wat dat betreft minder frivole gewoonten op nahouden, confronterend kan zijn,
ja, dat die mensen zich niet met een dergelijke decadentie wensen te
vereenzelvigen en mogelijk zelfs, van de weeromstuit, radicaler worden. Om alle
misverstanden te voorkomen: twee mensen van dezelfde sekse die elkaar op straat
kussen, dat zou de normaalste zaak van de wereld moeten zijn – maar zij dienen
zich daarbij te houden aan een zeker fatsoen dat ook voor man-vrouwkoppels
geldt: er zijn gradaties van kussen en in de openbare ruimte houdt men nu
eenmaal altijd rekening met anderen.
* En dan, ten slotte, het Plopsaland-incident. Een
moslimavereniging huurt daar het zwembad-annex-redders af en eist vervolgens
dat de mannelijke redders worden vervangen door vrouwen. Dit kan voor mij
alleen indien die eis vooraf in het contract werd opgenomen. Dan is dat een
privéaangelegenheid en doe je, zoals we hier in het Westen zeer terecht
verdedigen, wat je wil, zolang je een ander geen kwaad doet. (Overigens wil ik
wel de bedenking maken dat Plopsaland door verschillende overheden wordt
gesteund en dus in die zin niet louter privé te noemen is.) Maar als die
moslima’s hun eis ná het contract stellen, is er wél een probleem want dan
wordt de wet van de minderheid (gastcultuur) opgedrongen aan de wet van de
ontvangende cultuur, en die wet is hier: professionaliteit primeert op het
geslacht van de dienstverstrekker, het doet er met andere woorden niet toe of
je nu gered wordt door een man of een vrouw, als je maar gered wordt. Als die
moslima’s liever verdrinken dan door een man te worden gered – en aanraking is
bij een redding nu eenmaal onvermijdelijk –, dan moeten ze maar op zoek gaan
naar een ander zwembad. We kunnen onze samenleving toch niet anders gaan
organiseren, wij die al die jaren voor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen
hebben gestreden en nu, gelukkig, er helemaal niet meer bij stilstaan of we
door een man of een vrouw worden gered? Zelfs als het om gynaecologisch
onderzoek gaat, vind ik niet dat moslima’s mogen eisen dat ze door een vrouw
worden behandeld. Ze mogen het vragen of, als er een keuzemogelijkheid bestaat,
kiezen. Uiteraard. Maar als er geen keuze is, dan moeten zij, net als elke
westerse vrouw, blij zijn dat ze überhaupt geholpen kunnen worden. Ik kan het
plastisch uitdrukken: als ik bij een prostaatonderzoek (ik heb er stilaan de
leeftijd voor) een ‘rectaal toucher’ krijg, dan kan het mij – excusez le mot – geen zak schelen of
deze wordt uitgevoerd door een man dan wel door een vrouw, als ik maar een
deskundig opgestelde diagnose krijg. Welnu, ik vind dat geavanceerder dan de
houding van mensen die het wél belangrijk vinden door wie ze geholpen worden.
En als het niet mogen aangeraakt worden een door de godsdienst geïnspireerd
voorschrift is, dan is die godsdienst wat mij betreft achterlijk en dringend
aan een reformatie toe. Wij kunnen in het Westen maar al te goed getuigen dat
het terugdringen van de katholieke preutsheid en de door het katholicisme
bevestigde en versterkte ongelijkheid tussen man en vrouw een aanzienlijke
vooruitgang is geweest.