zaterdag 25 juni 2016

wolken 1913-1920



wolkenfragmenten uit Joseph Roth, Vlucht zonder einde

1913
(…) hij wis hagel- van sneeuw- en sneeuw- van regenwolken te onderscheiden, kende de gewoonten van woudlopers, rovers en onschuldige voetreizigers, hield van zijn twee honden als van broers en vereerde slangen en tijgers. (18)

1914
Hij had de nabijheid van wolkenkrabbers nodig waarvan je de bouwvalligheid vermoedt, maar waarvan het voortbestaan toch voor eeuwen is verzekerd. (69)

1915
Langs de hemel dreven wolken van parelmoer, waarvan hemdsknopen worden gemaakt. (90)

1916
Maar deze keer leken nacht en dag duidelijk van elkaar gescheiden door een paar fraaie wolkenslierten, waarop de ochtend als op een trap omhoogklom. (117)

1917
De agenten op straat liepen te wandelen, ja, ze wandelden, met een kleine pelerine op hun rechter- of linkerschouder; dat dat kledingstuk hen tegen hagel en wolkbreuken moest beschermen was eigenaardig. (120)

1918
De lucht was heel dicht boven het raam, er dreven witte wolkjes, het was onmiskenbaar mei in de wereld. (123)

1919
Hoog boven de wolken leeft God, wiens goedertierenheid spreekwoordelijk is geworden. (134)

1920
Hij zat daar als de Eeuwige, de schaduw omhulde hem als een wolk, terwijl op Tunda door het raam een brede zonnestraal viel, zodat zijn knieën werden beschenen en het licht voor hem een gouden, doorzichtige wand vormde, waarachter de president al dan niet zat te luisteren. (142-143)