Het gemakkelijkst kan Rousseau zich zo in de natuur verliezen wanneer hij zich terugtrekt, zijn bewegingen beperkt en zijn bewustzijn inperkt tot het eiland, tot een deel van het eiland, tot een open plek in het bos in een tête-à-tête met de plantenwereld. Juist door op te gaan in de beschouwing van een plant, vergeet hij zijn ik, verliest hij zich volledig in de wereld buiten hem en kan zich één voelen met de natuur in een kosmisch bewustzijn.
Ton Lemaire, Wandelenderwijs,
97
ǁ
Ten slotte, na nauwkeurige bestudering van verschillende
andere planten die ik nog in bloei zag staan en waarvan de aanblik en de
beschrijving, die mij bekend was, mij niettemin nog steeds plezier deden, hield
ik langzamerhand op met deze kleine waarnemingen en gaf ik mij over aan de niet
minder aangename maar aangrijpender indruk die dat alles in zijn geheel op mij
maakte.
Jean-Jacques Rousseau, Overpeinzingen
van een eenzame wandelaar, 19