zaterdag 19 september 2015

Michaïl Sjisjkin, Onvoltooide liefdesbrieven



‘Elke minuut kan de laatste zijn – en elke brief –, daarom is het absoluut nodig te zeggen waar het op aankomt, en niet over onbenulligheden te schrijven.’

Aldus Michaïl Sjisjkin in zijn brievenroman Onvoltooide liefdesbrieven vlak na de passage waarin we een verklaring voor zijn titel aantreffen: ‘Ik kan de gedachte niet van me afzetten dat elke brief van me, zelfs deze, de laatste  kan zijn. Of een onvoltooide. Alleen in opera’s eindigt alles zinvol, met de laatste noot van de afsluitende aria. Maar hier wordt lukraak gestorven.’ (200)

Onvoltooide liefdesbrieven bevat achtenveertig brieven, afwisselend geschreven door de verpleegster Sasjenka (Sasjka, Sasja) en soldaat Volodjenka (Volodja), die in het Russische leger een slag in de Bokseropstand moet gaan uitvechten in China. Het wordt in de loop van het boek alsmaar duidelijker dat de twee geliefden, ook al beweren ze voortdurend het tegendeel om elkaar moed in te spreken, elkaar nooit meer zullen terugzien.

De brieven bereiken nooit hun bestemmeling aangezien er in de antwoorden nimmer wordt ingegaan op aangesneden kwesties. Hoe zou het ook kunnen: soldaat Volodjenka blijft schrijven vanuit dat verre jaar 1900 van de Bokseropstand, terwijl we zien hoe Sasjenka daarentegen ouder wordt en naar een steeds dieper verleden terugschrijft.

In de titel, Onvoltooide liefdesbrieven, lees ik dat deze brieven samen het verhaal vormen van een onvoltooide liefde. Maar de brieven zijn ook onvoltooid omdat ze, in grote haast en verwarring gecomponeerd, soms erg fragmentarisch zijn. Toch zeker de brieven van Volodjenka. De oorlogsomstandigheden worden op den duur zo precair dat hij zich nauwelijks nog kan concentreren en niet verder komt dan ‘flarden’: ‘Mijn hoofd bevat alleen maar flarden, daarom schrijf ik je ook flard bij flard.’ (278) De fragmentarische notities, die uiteindelijk niet veel meer zijn dan primaire reacties op gruwel en ziekte, weerspiegelen de fysieke desintegratie waaraan Volodjenka uiteindelijk ten onder gaat.

Ook in de brieven van Sasjenka zie je die parallel tussen schrijfstijl en fysieke neergang, die echter, in tegenstelling tot die van haar geliefde, het gevolg is van veroudering. In haar laatste brieven keert ze terug naar een schier kinderlijk, dromerig en ijl verwijlen bij wat ze waarneemt: een lege wereld van witte schittering en sneeuw, iets ongerepts dat in elk geval fel contrasteert met de hitte en het slijk en de blubber en het bloed waarin Volodjenka wegzinkt.

Het schrijven van deze brieven is voor beide protagonisten van deze tegelijk verschrikkelijke en hoopgevende roman een noodzaak. Schrijven is de enige manier die is overgebleven om de afwezigheid te overwinnen en elkaar aan te raken. Slechts met woorden, maar toch. Voortdurend wordt een hereniging in het vooruitzicht gesteld – daarom zijn deze brieven ook liefdesbrieven. De thema’s van afwezigheid, het gescheiden zijn der lichamen, het streven naar een versmelting van de twee helften waarin wij uiteen zijn gevallen, beheersen het boek. Dood en afwezigheid staan tegenover de liefde die, over de fysieke afstand en zelfs de dood en dus de tijd heen, voor een troostende aanraking kan zorgen.

Sjisjkin slaagt erin om deze thema’s tot een domein ver buiten het menselijke uit te spreiden want hij haalt er de astronomie bij (in de big bang is de verwijdering begonnen) en de sterren en hun onderlinge afstanden, die zo groot zijn dat ze in tijd moeten worden uitgedrukt. Maar ook in de cellulaire biologie vindt Sjisjkin beelden, zoals de celdeling van microwezens, die hij aanwendt om het over eeuwigheid en onsterfelijkheid te hebben.

Zoals de meeste hedendaagse romans gaat ook Onvoltooide liefdesbrieven over het schrijven zelf, over hoe je door te schrijven iemand kunt proberen te zijn, en over hoe je de wereld en de tijd kunt proberen te organiseren en tegen de dood in stelling brengen.

De allusie op de eerste woorden van Genesis, al meteen op de eerste bladzijde, over het begin van alles en dat dat begin het Woord was, kan niemand ontgaan. De big bang, die daar meteen mee in verband wordt gebracht, lijkt vooral een kwestie van materie en fysica, maar Sjisjkin haalt ook het woord, en meteen ook het vertellen en schrijven en het met behulp van woorden proberen te overwinnen van afstand in die oergebeurtenis binnen: ‘vooralsnog wordt er in de scholen als vanouds op gehamerd dat er eerst een grote explosie is geweest en dat alle materie alle kanten op is gevlogen. Daarbij zou alles al vóór de oerknal hebben bestaan – zowel de nog niet gezegde woorden als alle zichtbare en onzichtbare melkwegen.’ (5)

Sterren vormen een belangrijk motief in dit boek omdat ze mensen, ook mensen die zich op grote afstand van elkaar bevinden, dichter bij elkaar kunnen brengen. Bijvoorbeeld doordat zij er, door afstand van elkaar gescheiden, op hetzelfde moment naar kijken. Maar zij kunnen ook beseffen dat zij allebei uit het zelfde sterrenstof zijn gemaakt. Sjisjkin heeft het daarom over moedervlekken die op een rug (20) of in de uitslag op een buik (48) patronen vormen die aan sterrenbeelden doen denken. En niet alleen de geliefden kunnen elkaar hierin terugvinden, uiteindelijk geldt het voor alle dingen: alle materie is afkomstig uit die ene oerknal, en daardoor kan het gebeuren dat de lichtjes in de masten en ra’s van de schepen in een haven samen ook sterrenbeelden vormen (83), of de gaatjes in een tegen het licht gehouden vel veelgebruikt doorslagpapier (168). Dat laatste beeld klinkt dan nog eens door in de ‘stapels doorprikt dik papier’ (186): de gedichten die de blinde stiefvader van Volodjenka had geschreven.

Ik werk hier deze cluster van motieven en beelden (oerknal-sterrenbeelden-lijfelijkheid-schrijven-poëzie) uit in een poging om aan te tonen hoe knap dit boek is gecomponeerd. En er zijn meer van die clusters. Geen enkele verbinding wordt expliciet aangeduid; de lezer heeft veel werk te verrichten – dat vergt aandacht en geduld maar de voldoening is er des te groter door. Zo vertrekt er vanuit die sterren nog een andere lijn: de Melkweg lijkt de hemel in twee helften te delen (11 en 165); dat motief vinden we terug in het beeld van de splitsende protozoa (189), en in ‘de hechting die je [Volodjenka] daar beneden hebt (...) als bij een poppetje en alsof ze je uit twee helften hebben gemaakt.’ (17) Uit dat omhulsel dat door die hechting wordt samengehouden komt het zaad dat leven voortbrengt (via talloze celdelingen), zoals ook door de oerknal alles wat in potentie al aanwezig was is vrijgekomen. Enzovoort, enzovoort: je raakt niet uitgelezen want Sjisjkins boek is een voortdurende en niet te stuiten uitnodiging om verbanden te leggen tussen al die dingen die op elkaar rijmen als je er maar op de juiste manier naar kijkt. Waardoor ook de onbenulligste zaken hun belang krijgen. Daardoor blijft het juist dat de tijd te kort is om over onbenulligheden te schrijven.

Volgens de Griekse filosoof Democritos bestaat het Al uit een grote hoeveelheid atomen die elkaar nooit raken. Dat is de toestand van de wereld nadat de oerbol uit elkaar is geknald. Zo is ook de toestand tussen man en vrouw, want zij bevinden zich in een onoverkomelijke scheiding. De woorden moeten alles lijmen, ze kúnnen alles lijmen. Woorden beogen onsterfelijkheid door de oorspronkelijke harmonie – waarin alles met alles rijmt , de dingen en de mensen elkaar (aan)raken en elke afwezigheid ongedaan is gemaakt – te herstellen. Dan worden de beide helften waarin de aanvankelijke eenheid van het liefdeskoppel is uiteengevallen opnieuw samengevoegd. ‘Hoe langer jij niet in mijn buurt bent, des te groter deel van me word je. Soms begrijp ik zelf niet eens waar jij eindigt en waar ik begin.’ (70-71)

Als boeken over de liefde gaan, dan is dat maar schijn want eigenlijk gaan ze over de dood, zegt Sjisjkin. Of neen, ze gaan niet over de dood maar over de eeuwigheid. Die boeken vangen de kleine dingen die het leven de moeite waard maken (als je ze goed ziet, hoort, ruikt, proeft, voelt) en verschaffen deze dingen een eeuwigheid zoals een vlieg in een brokje barnsteen ook voor altijd blijft bestaan. ‘De simpelste dingen kunnen ervoor zorgen dat je sterft van geluk.’ (16) In dat vermogen om in kleine dingen het geluk te vinden en om dit geluk te delen, schuilt de sleutel die maakt dat de liefde de barrière, door de dood opgeworpen, kan ontsluiten. ‘Dit is waarschijnlijk wat ons met elkaar verbindt: twee gelukkige mensen. En wat doet het ertoe dat hij ooit is gestorven en dat ik nog hier ben. Vergeleken met ons geluk stelt de dood niets voor. Hij is daaroverheen gestapt, als over een drempel, naar mij toe.’ (18) In het schrijven wordt de dood overwonnen: ‘Ik schrijf – dus ben ik nog in leven.’ (112) ‘Zolang we schrijven, betekent dat dat we nog in leven zijn.’ (269) Dat is ‘de kracht van het woord’, ‘de enige reële onsterfelijkheid.’ (162)

Genesis is niet de enige referentie die Sjisjkin opdiept uit het grote westers cultuurboek. Zo komen bijvoorbeeld ook Hamlet en Stendhal aan bod, en nog vele anderen. Vaak worden hun woorden impliciet geciteerd (ik heb ze zeker niet allemaal herkend). Ook de Ark van Noach vaart in deze roman voorbij (213-214). Zoals Noach een ark bouwde om alle dieren van de zondvloed te redden, zo wil Volodjenka ook een ark bouwen. ‘Alleen bestond mijn ark niet uit balken maar uit woorden. (...) Ik dacht dat ik alles wat van groot belang was moest opschrijven.’ (214)

Onvoltooide liefdesbrieven is een amalgaam van referenties, buitengewoon beeldende en, jawel, poëtische observaties, een ambitieuze evenwichtsoefening tussen het immens grote en het infiem kleine in een poging om de tijd te verschalken door een gesprek met de doden. Dat alles in een strakke compositie, waarin alles inderdaad op alles lijkt te rijmen maar waarin ook aandacht is voor de ontoereikendheid en het verhakkelde van onze levens...: Onvoltooide liefdesbrieven is een meesterwerk waarmee je met één lectuur zeker niet klaar bent.